Kunstzinnige oriëntatie - kerndoel 54 - muziek - Groep 5 en 6 - Wat doen de kinderen


Leerlijn kunstzinnige oriëntatie: muziek


Groep 5 en 6


Bij Zingen

  • De kinderen zingen met elkaar liederen over onderwerpen waarvoor zij belangstelling hebben, bijvoorbeeld over verre landen of onzinteksten.
  • Ze zingen de liederen met aandacht voor kwaliteit (adem, articulatie, expressie, zuiverheid).
  • Ze zingen zelfstandig hun liederen en voeren daar soms zingend activiteiten bij uit (spel, beweging).
  • Ze zingen liederen afkomstig uit een breed samengesteld liedrepertoire.
  • Ze zingen vanaf groep 6 ook canons.
  • Ze zingen met hun oren open en luisteren naar elkaar of naar de begeleiding op een 'meezing Cd'.

Bij Luisteren

  • De kinderen leren om geconcentreerd te luisteren naar korte betekenisvolle muziekfragmenten, bijvoorbeeld muziek waarin een verhaal wordt 'verteld'.
  • Ze praten over hun beleving en de betekenis die de muziek voor hen heeft, bijvoorbeeld over popmuziek.
  • Ze praten over de verschillen in hun luisterervaringen, bijvoorbeeld waarom bepaalde muziek wel bij de een en minder goed bij de ander past.
  • Ze reageren met taal, beweging of beeld (uitbeelden, tekenen) op:
    • klankeigenschappen zoals tempoverschillen, melodieën, ritmen, stemsoorten en instrumenten;
    • verschillen en overeenkomsten in de muziek;
    • herhalingen, contrasten en variaties;
    • verschillende betekenissen en functies van muziek.

Bij Muziek maken

  • De kinderen ontwerpen en spelen klankbeelden en muziekstukjes waarin een bepaalde ontwikkeling zit, naar aanleiding van betekenisvolle situaties. Ze verbeelden bijvoorbeeld een onweer, dat begint met zacht gerommel, zachte regen, harde regen met windvlagen, knetterende ontladingen en daarna de ontspanning (zie het doorkijkje 'Componeren').
  • Ze ontwerpen en spelen klankbeelden vanuit muzikale tegenstellingen, bijvoorbeeld hoge, snelle muziek-lage langzame muziek, vrolijk-droevig (zo'n muziekstukje duurt hooguit een minuut).
  • Ze spelen muziek op schoolinstrumenten, digitale instrumenten, meegebrachte instrumenten of met 'eigen slagwerk' en gebruiken ook andere materialen om klanken mee te maken.
  • Ze klappen en spelen de maat of het ritme van gezongen liederen op verschillende ritme-instrumenten.
  • Ze spelen eenvoudige, korte ritmes, bijvoorbeeld bestaande uit enkele halve en enkele kwartnoten.
  • Ze passen bij hun eigen muziekstukjes vormprincipes toe zoals herhaling en contrast.
  • Ze spelen strakke ritmes bij gesproken ritmische teksten, bijvoorbeeld rapteksten.

Bij Muziek vastleggen

  • De kinderen gebruiken symbolen voor korte of lange klanken, voor zware of lichte klanken en hanteren afspraken bij het ontwerpen en spelen van korte klankbeelden, bijvoorbeeld de plaats van hoog-laag (zie het doorkijkje 'Componeren').
  • Ze gebruiken verschillende vormen van beeldtaal bij het zichtbaar maken van vormprincipes.
  • Ze lezen melodieën mee, genoteerd in traditioneel notenschrift van liederen en muziekfragmenten, bijvoorbeeld korte partituurfragmenten.
  • Ze lezen eenvoudig traditioneel notenschrift als ondersteuning bij het spelen van ritmes, bijvoorbeeld een kort ritme op het bord.

Bij Bewegen

  • De kinderen zingen liederen en luisteren naar muziekfragmenten uit hun eigen cultuur en naar muziek uit andere culturen. Ze reageren daarop met bewegingen. Dit doen ze naar aanleiding van:
    • de klankeigenschappen,
      ze versnellen bijvoorbeeld hun bewegingen als de muziek versnelt, een kleine groep danst bij de klank van een klein orkest, de hele groep danst als het grote orkest speelt, ze reageren bewegend op verschillende melodieën of ritmes;
    • de vorm:
      ze voeren dezelfde activiteiten/bewegingen uit bij herhalingen van melodieën, bijvoorbeeld ze imiteren elkaars bewegingen als de muzikale zin wordt herhaald;
    • de betekenis en functie:
      ze reageren op en naar aanleiding van de tekst en de muziek van gezongen liederen of beluisterde muziekfragmenten. Ze bedenken bijvoorbeeld bij elke tekstregel een andere beweging. Ze zijn de clowns en acrobaten bij circusmuziek, bewegen als een olifant, als een heks of tovenaar, laten de emoties zien die de muziek wil uitdrukken.