beweging - Groep 1 en 2 - Wat doen de kinderen


kunstzinnige oriëntatie: beweging


Groep 1 en 2


  • De kinderen onderzoeken verschillende manieren van zich verplaatsen in de ruimte: wandelen, huppelen, springen, rollen en kruipen. Ze dansen bijvoorbeeld als grote en kleine beer met grote en zware stappen of kleine lichte huppelpasjes.
  • Ze onderzoeken verschillende manieren van dansen op de plaats: buigen, strekken, draaien, schudden en zwaaien. Ze spelen bijvoorbeeld dat ze wakker worden als grote beer, zich lekker los schudden en draaien met hun billen.
  • Ze experimenteren met bewegingen van het hele lichaam en afzonderlijke lichaamsdelen: dansen met het hoofd, handen, voeten, billen.
  • Ze dansen op verschillende soorten muziek en reageren op stemming en en verschillen in tempo en geluidssterkte.
  • De kinderen herkennen tegenstellingen als hoog-laag, snel-langzaam, hard-zacht en laten dit zien in dansbewegingen. Ze dansen bijvoorbeeld op zware langzame muziek als grote beer; op hoge snelle muziek als kleine beer.
  • Ze dansen en zingen speelliedjes.
  • Ze dansen allemaal tegelijk individueel of in tweetallen.
  • Ze benoemen wat ze beleven en ervaren.

Toelichting: Dansexpressie

Op basis van betekenisvolle onderwerpen en diverse inspiratiebronnen (afbeeldingen, verhalen, rekwisieten, muziekfragmenten) geven kinderen ideeën, gevoelens, ervaringen en gebeurtenissen vorm in dans.

Toelichting: Dans uit verschillende culturen

Volksdansen die tot op zekere hoogte bewerkt zijn voor kinderen, zodat ze technisch haalbaar zijn voor een bepaalde leeftijdsgroep. Ze worden aangeboden op een manier die goed aansluit bij hun belevingswereld en het dansplezier vergroot.

Toelichting: Stops

Kinderen bewegen door de ruimte. Op een bepaald teken 'bevriezen' ze in een bepaalde houding.

Toelichting: Geïsoleerde bewegingen

De kinderen maken verschillende bewegingen met de afzonderlijke lichaamsdelen: bijvoorbeeld alleen het hoofd, een arm, een been.

Toelichting: Totaal bewegingen

De kinderen bewegen alle lichaamsdelen tegelijkertijd.

Toelichting: Van laag te veranderen

In voortbeweging van hoog naar laag dansen en van laag naar hoog.

Toelichting: Een straat

De kinderen staan in twee rijen tegenover elkaar en vormen de straat. Andere kinderen lopen of huppelen daar tussen door.

Toelichting: Dansfiguren

Vormen waarop twee of meer mensen samen dansen, bijvoorbeeld dansen in paren met de armen om elkaars middel en de linkerarm omhoog of de ene danser op de knie, de ander beweegt eromheen.

Toelichting: Tijd

  • Duur: kortere of langere tijd bewegen.
  • Tempo: snel of langzaam bewegen (versnellen, vertragen, stoppen, slow motion).
  • Ritme: regelmatig, onregelmatig.
  • Frasering: begin, verloop, einde van een beweging.

Toelichting: Kracht

Beweging uitgevoerd met spanning, ontspanning; zwaar of licht bewegen.

Toelichting: Ruimte

  • Verschillende richtingen waarin je danst: voor, achter, links, rechts, diagonaal, in cirkels en patronen.
  • Verschillende lagen waarin je danst: hoog (op de tenen, springen), midden (gebogen romp, knieen) of laag (op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend).

Toelichting: Bewegingskwaliteiten

Bijvoorbeeld de vloeiende beweging van stromend water of de staccatobeweging van een robot. Deze bewegingen worden bepaald door op een bepaalde manier gebruik te maken van tijd kracht en ruimte.

Toelichting: Kinderdans

Bij kinderdans leren kinderen dansen uitvoeren met min of meer vaste structuren. Deze dansen zijn voor een deel gebaseerd op bestaande kindervolksdans en aangepast aan het niveau van de verschillende jaargroepen.

Toelichting: Lagen

  • Hoog: op de tenen, springen.
  • Midden: gebogen romp, knieën.
  • Laag: op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend.

Toelichting: Verschillende richtingen

Voor, achter, links, rechts, diagonaal, cirkels en patronen.