beweging - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


kunstzinnige oriëntatie: beweging


Groep 1 en 2


Beren

De kinderen zitten in de kring. Juf Friedeke heeft een grote en een kleine speelgoedbeer op schoot. De kinderen benoemen verschillen tussen de beren. Friedeke vraagt: 'Zouden deze beren hetzelfde lopen?'

De kinderen zoeken een plekje in het speellokaal. Friedeke vertelt, terwijl de kinderen als beer op hun achterpoten door de ruimte lopen. Beurtelings zijn ze de grote en de kleine beer. De grote beer doet alles langzaam en maakt grote passen, de kleine beer doet alles snel met kleine pasjes.
Op een tamboerijn en een woodbloc speelt Friedeke verschillende ritmes. De kinderen moeten goed luisteren: op het geluid van de trom zijn ze de grote beer, horen ze het woodbloc dan zijn ze de kleine beer. Friedeke vertelt hoe de beren hun ochtendgymnastiek doen: hoe ze bewegen met hun voorpoten, hun achterpoten en billen. Ze doet bewegingen voor, maar laat de kinderen ook zelf experimenteren.

Na de ochtendgym zijn de beren wakker genoeg voor een tocht door het bos, ze lopen tussen de bomen door, duiken weg voor laaghangende takken, klauteren over boomstammen, schuren hun rug tegen de bomen, rollen door de herfstbladeren en zoeken overal naar eten.
Samen proberen de kinderen dit uit. Eerst als de grote beer, die doet alles op zijn gemak, daarna als de kleine beer, die sjeest er doorheen.

Dan draait Friedeke 'berenmuziek' en dansen de kinderen in tweetallen, waarbij beurtelings de een de grote en de ander de kleine beer is. Daarbij stimuleert Friedeke hen de bewegingen die ze geoefend hebben toe te passen: grote en kleine rondjes draaien met poten, heupen en billen, lopen met zware passen of dribbelpasjes, wiebelen en rollen.

Als afsluiting vraagt Friedeke de kinderen, wat de grote en kleine beren allemaal meegemaakt hebben.


(Bron: (2002). Moet Je Doen Dans. Amsterdam: SLO/Meulenhoff-Educatief)


Toelichting: Dansexpressie

Op basis van betekenisvolle onderwerpen en diverse inspiratiebronnen (afbeeldingen, verhalen, rekwisieten, muziekfragmenten) geven kinderen ideeën, gevoelens, ervaringen en gebeurtenissen vorm in dans.

Toelichting: Dans uit verschillende culturen

Volksdansen die tot op zekere hoogte bewerkt zijn voor kinderen, zodat ze technisch haalbaar zijn voor een bepaalde leeftijdsgroep. Ze worden aangeboden op een manier die goed aansluit bij hun belevingswereld en het dansplezier vergroot.

Toelichting: Stops

Kinderen bewegen door de ruimte. Op een bepaald teken 'bevriezen' ze in een bepaalde houding.

Toelichting: Geïsoleerde bewegingen

De kinderen maken verschillende bewegingen met de afzonderlijke lichaamsdelen: bijvoorbeeld alleen het hoofd, een arm, een been.

Toelichting: Totaal bewegingen

De kinderen bewegen alle lichaamsdelen tegelijkertijd.

Toelichting: Van laag te veranderen

In voortbeweging van hoog naar laag dansen en van laag naar hoog.

Toelichting: Een straat

De kinderen staan in twee rijen tegenover elkaar en vormen de straat. Andere kinderen lopen of huppelen daar tussen door.

Toelichting: Dansfiguren

Vormen waarop twee of meer mensen samen dansen, bijvoorbeeld dansen in paren met de armen om elkaars middel en de linkerarm omhoog of de ene danser op de knie, de ander beweegt eromheen.

Toelichting: Tijd

  • Duur: kortere of langere tijd bewegen.
  • Tempo: snel of langzaam bewegen (versnellen, vertragen, stoppen, slow motion).
  • Ritme: regelmatig, onregelmatig.
  • Frasering: begin, verloop, einde van een beweging.

Toelichting: Kracht

Beweging uitgevoerd met spanning, ontspanning; zwaar of licht bewegen.

Toelichting: Ruimte

  • Verschillende richtingen waarin je danst: voor, achter, links, rechts, diagonaal, in cirkels en patronen.
  • Verschillende lagen waarin je danst: hoog (op de tenen, springen), midden (gebogen romp, knieen) of laag (op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend).

Toelichting: Bewegingskwaliteiten

Bijvoorbeeld de vloeiende beweging van stromend water of de staccatobeweging van een robot. Deze bewegingen worden bepaald door op een bepaalde manier gebruik te maken van tijd kracht en ruimte.

Toelichting: Kinderdans

Bij kinderdans leren kinderen dansen uitvoeren met min of meer vaste structuren. Deze dansen zijn voor een deel gebaseerd op bestaande kindervolksdans en aangepast aan het niveau van de verschillende jaargroepen.

Toelichting: Lagen

  • Hoog: op de tenen, springen.
  • Midden: gebogen romp, knieën.
  • Laag: op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend.

Toelichting: Verschillende richtingen

Voor, achter, links, rechts, diagonaal, cirkels en patronen.