Kunstzinnige oriëntatie - kerndoel 54 - beeldende vorming - Groep 7 en 8 - Doorkijkje


leerlijn: beeldende vorming


Groep 7 en 8


Macabere vondsten

Groep 7 is bezig geweest met beroepskeuze. Philip wil graag archeoloog worden. In een spreekbeurt licht hij toe wat een archeoloog doet. Hij vertelt dat het spannend is om skeletten op te graven.

Twee dagen later komt Meester Martijn met een artikel over een in 1937 verdwenen archeoloog waardoor de klas in de ban van enge skeletten raakt. Hoe zouden die enge drakenskeletten eruit kunnen zien. Samen kijken ze naar afbeeldingen van gewone en afwijkende skeletten.

Laten we proberen enge skeletten te maken, voor een (horror)film over het avontuur van die archeoloog. Martijn heeft een keuze gemaakt uit goed bruikbare materialen: satéstokjes, cocktailprikkers, knijpers, eierdozen, wc-rollen, stukjes bamboe, papierplakband en ijzerdraad. Om de kinderen te laten ervaren dat materiaal meer of minder ' bij elkaar past' heeft hij er ook gekleurde rietjes, aluminiumfolie en piepschuim bij gelegd. Hij vraagt: wat vind je hier nou eigenlijk niet bij passen en waarom? Eerst vliegen de rietjes eruit, 'te gekleurd en glad', vindt Nadia. .Volgens Eddy is het piepschuim te nieuw en te dik. Ook de aluminiumfolie wordt afgekeurd.

Dan laat Martijn met wat voorbeelden zien wat je zoal kunt doen met dat materiaal. Hoe kun je botten en gewrichten maken, hoe de ribben. Naast plakken, buigen en schakelen, laat hij zien dat je de stokjes kunt breken, omwikkelen met plakband, maar ook met dun ijzerdraad. Dan blijven ze makkelijk in de vorm die jij eraan geeft! Hij toont hoe je met ijzerdraad onderdelen met elkaar verbindt en op afstand houdt.

In tweetallen gaan de kinderen aan de slag. Ze verzamelen materiaal en bespreken hun plan. Dan beginnen ze met het maken van enge onderdelen.
Het probleem is dan nog dat alle onderdelen ' liggen'. Hoe kun je die ruimtelijk maken? Martijn laat zien dat het verstandig is om stevigheid te zoeken in de verbinding tussen de ruggengraat, schouders en heupen. Daarna kun je je op verdere details te richten. Yussef en Mohammed maken een soort schorpioen. Eline en Debra een draak met reuzenvoeten.


(Bron: Sectie Beeldend Onderwijs. Amsterdam: IPABO. (www.beeldendonderwijs.nl).


Toelichting: Betekenis

Een beeldende activiteit heeft altijd een betekenisvol onderwerp. De leraar onderzoekt of het onderwerp voldoende aanknopingspunten bevat, waarmee kinderen vanuit hun eigen beleving een invulling kunnen zoeken.

Toelichting: Beeldaspecten

Beeldaspecten zijn de zichtbare kenmerken die aan beelden te onderscheiden zijn (vorm, kleur, ruimte, textuur en compositie). Kennis over beeldende aspecten geven zowel de maker, als de beschouwer meer houvast bij het omgaan met beelden. Bij tekenen heb je bijvoorbeeld te maken met de vraag: hoe kun je op het platte vlak deze vaas ruimtelijk weergeven? Bij het kijken naar een schilderij kun je getroffen worden door de wijze waarop de schilder de vaas geschilderd heeft.

Toelichting: Zintuiglijke waarnemingen

Binnen tekenen en handvaardigheid wordt ook aandacht besteed aan beeldende kunst. De aandacht voor dit onderwerp verandert in de loop van de jaren. Zo worden binnen een thema dieren in de onderbouw ook afbeeldingen van dieren in beeldende kunst getoond, terwijl in de bovenbouw het onderwerp 'dieren in de beeldende kunst' expliciet aan de orde kan komen.

Toelichting: Authentieke ervaringen

Ervaringen die kinderen zelf meegemaakt hebben.

Toelichting: Experimenteren

Experimenteren is een manier van werken waarbij kinderen alle vrijheid hebben in het zoeken naar de juiste middelen (materialen, instrumenten, attributen) om de gewenste resultaten te bereiken. Het is in een aantal gevallen wel vaak verstandig om kinderen juist te beperken in de hoeveelheid middelen omdat juist deze beperking eerder tot resultaten leidt dan de totale vrijheid in keuze.

Toelichting: Rijke beelden

Rijke beelden zijn beelden waar veel aan te zien is en die bij kinderen verwondering opwekken. Het kunnen afbeeldingen zijn uit een prentenboek, maar ook reproducties van kunstwerken. Belangrijk is dat de beelden regelmatig vernieuwd worden.

Toelichting: Kunst

Binnen tekenen en handvaardigheid wordt ook aandacht besteed aan beeldende kunst. De aandacht voor dit onderwerp verandert in de loop van de jaren. Zo worden binnen een thema dieren in de onderbouw ook afbeeldingen van dieren in beeldende kunst getoond, terwijl in de bovenbouw het onderwerp 'dieren in de beeldende kunst' expliciet aan de orde kan komen.

Toelichting: Zintuigen inschakelen

Binnen tekenen en handvaardigheid wordt ook aandacht besteed aan beeldende kunst. De aandacht voor dit onderwerp verandert in de loop van de jaren. Zo worden binnen een thema dieren in de onderbouw ook afbeeldingen van dieren in beeldende kunst getoond, terwijl in de bovenbouw het onderwerp 'dieren in de beeldende kunst' expliciet aan de orde kan komen.

Toelichting: Sleutelvragen

Sleutelvragen zijn èchte vragen. Vragen waarbij het antwoord niet bij voorbaat bekend is bij de leraar. Naar het antwoord moet worden gezocht. Er moeten afwegingen worden gemaakt om tot een antwoord te komen. Soms sta je daarbij voor een dilemma. De leraar is serieus geïnteresseerd in het antwoord van kinderen.

Wat maakt een vraag tot een goede sleutelvraag?

  • er is ruimte voor meer dan één antwoord;
  • er wordt een beroep gedaan op verbeeldingskracht van kinderen;
  • kinderen worden erdoor uitgedaagd om ervaringen onder woorden te brengen;
  • er wordt eigen, authentieke kennis opgeroepen.

Bijvoorbeeld:

  • hoe ziet het huis van een zeerover er uit?;
  • als je naar de vorm en de versiering van dit doosje kijkt, wat denk je dan wat er in zit?

Toelichting: Waarneming

Het werken op basis van gericht waarnemen krijgt gedurende de gehele basisschoolperiode aandacht. Dit kan het best duidelijk gemaakt worden aan de hand van het voorbeeld hieronder.

Tijdens de inleiding van de les bekijken de kinderen een levend dier: muis, kip, haan, konijn, leguaan, kikker. Ze praten over het karakteristieke uiterlijk van het dier en proberen daarbij een relatie te leggen tussen het uiterlijk en zijn leefwijze. Daarna proberen ze dit dier te tekenen, te schilderen, of te boetseren.

Bij jonge kinderen gaat het gericht waarnemen deels terloops. De beleving van bijvoorbeeld het echte dier in de klas staat voorop. Dat bevordert het expressiekarakter van het werk. Door het kijken naar en het praten over het dier zullen ze in hun werk meer karakteristieke details van het dier laten zien. Details die op hen het meeste indruk hebben gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld de snavel zijn, of een heel groot oog, dat kan per kind heel verschillend zijn. Jonge kinderen zullen nooit een heel getrouwe kopie van de werkelijkheid maken.

Oudere kinderen vanaf een jaar of negen streven in hun werk meer naar gelijkenis met de werkelijkheid. Dat kan hen soms frustreren bij het werken naar directe waarneming. Daarom is het belangrijk de opdracht zo te stellen, dat dit streven naar perfectie niet een struikelblok gaat vormen. Vaak hebben kinderen vanaf een jaar of negen bij het verbeelden van hun ideeën even behoefte aan een afbeelding. 'Hoe ziet een pandabeer er uit of hoe staat een giraf op zijn poten?'. Een afbeelding van zo'n dier kan dan even helpen om het innerlijke beeld dat een kind heeft aan te scherpen. Beschouwen en vormgeven gaan dan hand in hand.

Toelichting: Rijke beeldende leeromgeving

In het lokaal waarin de kinderen werken, zijn beelden te zien van het thema waar kinderen op dat moment mee bezig zijn. Dat kunnen posters en reproducties zijn, prentenboeken, een kijkhoek met allerlei voorwerpen en boeken over het onderwerp, een prikwand waarop het themaverloop door middel van afbeeldingen en werk van kinderen gevisualiseerd wordt.
 
In een beeldende leeromgeving zijn werkhoeken ingericht met materialen en gereedschappen waarmee kinderen zo aan de slag kunnen voor het verbeelden van hun ideeën.

Toelichting: Reflectievragen

Reflectievragen worden vooral gebruikt bij het begeleiden van kinderen. Ze zetten kinderen aan het nadenken over het werk waar ze mee bezig zijn en stimuleren tot het zoeken van nieuwe mogelijkheden.

Bijvoorbeeld:

  • Wat zou er gebeuren als je meer wit bij deze kleur doet?
  • Heb je al geprobeerd om het papier te scheuren in plaats van te knippen?
  • Heb je al gezien hoe Marieke dit probleem opgelost heeft?

Toelichting: Voorbeelden

Instructie over materiaal-technische zaken kun je het best illustreren door concrete voorbeelden. Hoe boetseer je een dier uit een stuk? Op welke manier kun je de ledematen uit de klei knijpen? Hoe gaat het inknippen en inschuiven van vormen van karton precies in zijn werk? Vaak komen materiaal-technische handelingen het best over als je ze eerst even voordoet.

Toelichting: Instructiekaarten

Een instructiekaart laat een aantal verschillende mogelijkheden van materiaalgebruik zien. Bijvoorbeeld de instructiekaart 'Werken met kleurpotlood' laat voorbeelden zien van:

  • het opzetten van een tekening met kleurpotlood;
  • verschillende effecten van mengen met kleurpotlood;
  • vlakken maken door arceren.

Toelichting: Gerichte waarneming

Het werken op basis van gericht waarnemen krijgt gedurende de gehele basisschoolperiode aandacht. Dit kan het best duidelijk gemaakt worden aan de hand van het voorbeeld hieronder.

Tijdens de inleiding van de les bekijken de kinderen een levend dier: muis, kip, haan, konijn, leguaan, kikker. Ze praten over het karakteristieke uiterlijk van het dier en proberen daarbij een relatie te leggen tussen het uiterlijk en zijn leefwijze. Daarna proberen ze dit dier te tekenen, te schilderen, of te boetseren.

Bij jonge kinderen gaat het gericht waarnemen deels terloops. De beleving van bijvoorbeeld het echte dier in de klas staat voorop. Dat bevordert het expressiekarakter van het werk. Door het kijken naar en het praten over het dier zullen ze in hun werk meer karakteristieke details van het dier laten zien. Details die op hen het meeste indruk hebben gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld de snavel zijn, of een heel groot oog, dat kan per kind heel verschillend zijn. Jonge kinderen zullen nooit een heel getrouwe kopie van de werkelijkheid maken.

Oudere kinderen vanaf een jaar of negen streven in hun werk meer naar gelijkenis met de werkelijkheid. Dat kan hen soms frustreren bij het werken naar directe waarneming. Daarom is het belangrijk de opdracht zo te stellen, dat dit streven naar perfectie niet een struikelblok gaat vormen. Vaak hebben kinderen vanaf een jaar of negen bij het verbeelden van hun ideeën even behoefte aan een afbeelding. 'Hoe ziet een pandabeer er uit of hoe staat een giraf op zijn poten?'. Een afbeelding van zo'n dier kan dan even helpen om het innerlijke beeld dat een kind heeft aan te scherpen. Beschouwen en vormgeven gaan dan hand in hand.

Toelichting: Hedendaagse beeldcultuur

De huidige Westerse cultuur wordt steeds meer getypeerd als beeldcultuur. Beelden nemen in de communicatie een steeds belangrijkere rol in. We denken hierbij aan: tijdschriften, strips, reclame (reclamespots en reclame op goederen), videoclips, tv, digitale beelden (websites, computerspelletjes) logo's, mode, straatbeeld, speelgoed, enz. Producten van de populaire beeldcultuur kunnen onderwerp zijn bij tekenen en handvaardigheid.

Toelichting: Multimediapresentatie

Voor het maken van een multimedia-presentatie kan gebruik gemaakt worden van PowerPoint. In een multimediapresentatie kunnen rondom een thema of onderwerp tekst, plaatjes, geluid en bewegende beelden gecombineerd worden.

Een multimediapresentatie kan gebruikt worden om:

  • verslag te doen van activiteiten;
  • ervaringen uit te drukken;
  • te communiceren.