Kunstzinnige oriëntatie - kerndoel 54 - beeldende vorming


leerlijn: beeldende vorming

Toelichting en verantwoording

betekenisvolle onderwerpen en thema's Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • betekenisvolle onderwerpen voor beeldende werkstukken uit de directe belevingssfeer van de kinderen, bijvoorbeeld mensen, dieren, figuren uit verhalen, thuis, de natuur, feest, seizoenen, kleding, speelgoed, gebouwen, voertuigen, eten, gebruiksvoorwerpen, maskers
Inhoud voor: groep 3 en 4

als groep 1/2 +

  • de onderwerpen uit groep 1 en 2 komen soms weer aan de orde, maar dan op een ander niveau
  • ook wordt aandacht besteed aan:
    • het verbeelden van de gerichte waarneming
    • symbolen en logo's
    • decoraties en versieren van details
Inhoud voor: groep 5 en 6

als groep 3/4 +

  • de onderwerpen uit de vorige groepen komen weer aan de orde, maar de kinderen komen ook in aanraking met nieuwe elementen waar beelden een specifieke rol hebben:
    • onderwerpen uit wereldoriëntatie als inspiratiebron voor beeldend werk
    • beeldende kunst
    • cultureel erfgoed
    • hedendaagse beeldcultuur
    • interieurs
    • mode
    • vormgegeven omgeving
Inhoud voor: groep 7 en 8

als groep 5/6 +

  • de onderwerpen uit de vorige groepen komen weer opnieuw aan de orde, maar er zijn ook nieuwe beeldende thema's als:
    • voorwerpen of voertuigen waarin beeldende vormgeving en techniek samenkomen
    • decors, kostuums en affiches
    • de inrichting van een tentoonstelling
    • design en industriële vormgeving
    • de stijl van een kunstenaar

beeldaspecten Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Komen binnen de context van betekenisvolle onderwerpen aan de orde.

ruimte Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • ruimtelijk bouwen (voor, achter, in, tussen, onder, boven, op, enz.)
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • omsloten ruimte (potjes, tenten, huizen, kastelen)
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • ruimte doorstekende vormen (constructies)
  • ruimte inrichten (rekening houden met maat)
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • relatie interieur - exterieur (binnenkant huis - buitenkant huis)

ruimtesuggestie op het vlak Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • plaatsing van figuren op het vlak
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • grondlijn
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • overlapping van objecten en figuren
  • de plaats van objecten in het grondvlak
  • grootteverschil van figuren en objecten
    (vooraan groot, achteraan klein)
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • standpunt en horizon
  • vervagen van kleur, contour en textuur
  • lichtval

kleur Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • kleurennamen
  • soorten kleuren (bonte, lichte, donkere)
  • het mengen van kleuren
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • kleurnuances en kleurcontrasten
  • gevoelswaarde van kleuren (vrolijke, sombere, koele, warme)
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • relatie tussen kleur en licht
  • signaal- en camouflagekleuren
  • kleurenfamilies
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • betekenis van kleuren (symboliek, signaal)
  • systematiek (kleurencirkel)
  • kleur en sfeer

vorm Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • vormsoorten (rond, vierkant, driehoek, bol, enz.)
  • vormkenmerken (spits, hoekig, lang, dun, groot, klein, enz.)
  • lijn als contour
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • vormsoorten (kubus, cilinder, piramide, kegel, enz.)
  • lichaamsvormen van mensen en dieren ruimtelijk weergegeven
  • lijnen als textuur, decoratie en arcering
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • vormsoorten (open, gesloten, vorm, restvorm, enz.)
  • lichaamsvormen van mensen en dieren in verhouding weergeven
  • lijnen om iets uit te drukken (geluid, beweging, explosie)
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • vormsoorten (geometrische en organische vormen)
  • karakteristieke houding van mensen en dieren
  • lijnen om diepte aan te geven

textuur Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

De textuur is de zichtbare en voelbare aard van de oppervlakte. Dingen die ons omringen hebben een oppervlakte, een 'huid'. Deze kan glad, zacht of harig zijn, maar ook ruw, gegroefd of stekelig. Al die verschillende 'huid' noemen we bij beeldend onderwijs textuur.

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • verschillen in textuur (ruw, glad, zacht)
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • texturen als afdruk
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • texturen tekenen op het platte vlak
  • in plastische materiaal textuur aanbrengen
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • met textuur diepte aangeven op het platte vlak

compositie Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • groeperen op vorm, kleur, textuur
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • ritme, herhaling van vormen
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • motieven voor decoratie
  • patronen (spiegelen, herhalen, roteren)
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • opbouw, ordening, evenwicht en betekenis

materiaal/techniek Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

De mogelijkheden van materiaal en techniek komen binnen de context van betekenisvolle onderwerpen aan de orde en hierbij is aandacht voor goed en veilig gebruik van materiaal en gereedschap.

tekenen Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • tekenen met potlood, kleurpotlood, viltstift, waskrijt en bordkrijt
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • tekenen met pen en Oost-Indische inkt
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • tekenen met conté en houtskool
  • tekenprogramma's op de computer gebruiken
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • tekenen met potlood en grafietstift van verschillende hardheid

schilderen Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • schilderen met vingerverf, plakkaatverf en gekleurde inkt
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • beschilderen en versieren van werkstukken
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • gebruik maken van het effect van verdunde en onverdunde verf
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • gebruik maken van het effect van de kwast en penseelstreek

drukken Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • stempelen met aardappels, kurken en werken met sjablonen
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • eenvoudige druktechnieken textiel- en kartondruk
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • monoprint en sjabloondruk
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • meerkleurendruk, lino- en zeefdruk op papier en op stof

collages maken Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • knippen, scheuren en plakken met verschillende soorten papier, waaronder zijdevloei en sitspapier
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • collages van verschillende soorten papier, waaronder ook bedrukt papier
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • collages van verschillende soorten papier, waaronder ook bedrukt papier
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • in collages gebruik maken van verschillende materialen

werken met textiel Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • repen knippen van textiel
  • rijgen met naald en draad (rietjes en kralen)
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • vormen knippen van textiel
  • weven, vlechten, omwikkelen en knopen met draden en stroken van textiel
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • lapjes vastrijgen op een ondergrond
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • (toneel)kleding maken en andere toegepaste vormgeving
  • appliceren, borduren en haken

ruimtelijk construeren Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • werken met kosteloos materiaal
  • bouwen met blokken
  • werken met constructiemateriaal
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • constructie- en verbindingstechnieken met papier en kosteloos materiaal (lijmen met gebruik van plakranden, inknippen en inschuiven, splitpennen en tape gebruiken)
  • bewegende objecten van constructiemateriaal
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • snijden en ritsen van papier en karton
  • houtbewerking (spijkeren, zagen en schuren)
  • bouwen van maquettes
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • verbinden van hout, metaal en kunststof (lijmen, schroeven, solderen)
  • constructies als scharnieren, schuiven en draaien

werken met plastisch materiaal Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • boetseren met plastische materialen, plasticine, natuurklei en brooddeeg
  • spelen met zand en water
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • boetseren uit één stuk (lichaamsvormen van mens en dier, voorwerpen als potjes en vaasjes)
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • textuur aanbrengen in klei
  • werken met platen en ringen van klei
  • werken met papier-maché
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • met klei de karakteristieke houding van mensen en dieren aangeven door buiging van romp en ledematen

werken met digitale media Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • (digitale) foto's maken
  • op de computer werken met eenvoudige tekenprogramma's
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • (digitale) foto's maken
  • op de computer werken met eenvoudige tekenprogramma's
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • een gebeurtenis vastleggen met foto's of video
Inhoud voor: groep 7 en 8

Toelichting: Betekenis

Een beeldende activiteit heeft altijd een betekenisvol onderwerp. De leraar onderzoekt of het onderwerp voldoende aanknopingspunten bevat, waarmee kinderen vanuit hun eigen beleving een invulling kunnen zoeken.

Toelichting: Beeldaspecten

Beeldaspecten zijn de zichtbare kenmerken die aan beelden te onderscheiden zijn (vorm, kleur, ruimte, textuur en compositie). Kennis over beeldende aspecten geven zowel de maker, als de beschouwer meer houvast bij het omgaan met beelden. Bij tekenen heb je bijvoorbeeld te maken met de vraag: hoe kun je op het platte vlak deze vaas ruimtelijk weergeven? Bij het kijken naar een schilderij kun je getroffen worden door de wijze waarop de schilder de vaas geschilderd heeft.

Toelichting: Zintuiglijke waarnemingen

Binnen tekenen en handvaardigheid wordt ook aandacht besteed aan beeldende kunst. De aandacht voor dit onderwerp verandert in de loop van de jaren. Zo worden binnen een thema dieren in de onderbouw ook afbeeldingen van dieren in beeldende kunst getoond, terwijl in de bovenbouw het onderwerp 'dieren in de beeldende kunst' expliciet aan de orde kan komen.

Toelichting: Authentieke ervaringen

Ervaringen die kinderen zelf meegemaakt hebben.

Toelichting: Experimenteren

Experimenteren is een manier van werken waarbij kinderen alle vrijheid hebben in het zoeken naar de juiste middelen (materialen, instrumenten, attributen) om de gewenste resultaten te bereiken. Het is in een aantal gevallen wel vaak verstandig om kinderen juist te beperken in de hoeveelheid middelen omdat juist deze beperking eerder tot resultaten leidt dan de totale vrijheid in keuze.

Toelichting: Rijke beelden

Rijke beelden zijn beelden waar veel aan te zien is en die bij kinderen verwondering opwekken. Het kunnen afbeeldingen zijn uit een prentenboek, maar ook reproducties van kunstwerken. Belangrijk is dat de beelden regelmatig vernieuwd worden.

Toelichting: Kunst

Binnen tekenen en handvaardigheid wordt ook aandacht besteed aan beeldende kunst. De aandacht voor dit onderwerp verandert in de loop van de jaren. Zo worden binnen een thema dieren in de onderbouw ook afbeeldingen van dieren in beeldende kunst getoond, terwijl in de bovenbouw het onderwerp 'dieren in de beeldende kunst' expliciet aan de orde kan komen.

Toelichting: Zintuigen inschakelen

Binnen tekenen en handvaardigheid wordt ook aandacht besteed aan beeldende kunst. De aandacht voor dit onderwerp verandert in de loop van de jaren. Zo worden binnen een thema dieren in de onderbouw ook afbeeldingen van dieren in beeldende kunst getoond, terwijl in de bovenbouw het onderwerp 'dieren in de beeldende kunst' expliciet aan de orde kan komen.

Toelichting: Sleutelvragen

Sleutelvragen zijn èchte vragen. Vragen waarbij het antwoord niet bij voorbaat bekend is bij de leraar. Naar het antwoord moet worden gezocht. Er moeten afwegingen worden gemaakt om tot een antwoord te komen. Soms sta je daarbij voor een dilemma. De leraar is serieus geïnteresseerd in het antwoord van kinderen.

Wat maakt een vraag tot een goede sleutelvraag?

  • er is ruimte voor meer dan één antwoord;
  • er wordt een beroep gedaan op verbeeldingskracht van kinderen;
  • kinderen worden erdoor uitgedaagd om ervaringen onder woorden te brengen;
  • er wordt eigen, authentieke kennis opgeroepen.

Bijvoorbeeld:

  • hoe ziet het huis van een zeerover er uit?;
  • als je naar de vorm en de versiering van dit doosje kijkt, wat denk je dan wat er in zit?

Toelichting: Waarneming

Het werken op basis van gericht waarnemen krijgt gedurende de gehele basisschoolperiode aandacht. Dit kan het best duidelijk gemaakt worden aan de hand van het voorbeeld hieronder.

Tijdens de inleiding van de les bekijken de kinderen een levend dier: muis, kip, haan, konijn, leguaan, kikker. Ze praten over het karakteristieke uiterlijk van het dier en proberen daarbij een relatie te leggen tussen het uiterlijk en zijn leefwijze. Daarna proberen ze dit dier te tekenen, te schilderen, of te boetseren.

Bij jonge kinderen gaat het gericht waarnemen deels terloops. De beleving van bijvoorbeeld het echte dier in de klas staat voorop. Dat bevordert het expressiekarakter van het werk. Door het kijken naar en het praten over het dier zullen ze in hun werk meer karakteristieke details van het dier laten zien. Details die op hen het meeste indruk hebben gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld de snavel zijn, of een heel groot oog, dat kan per kind heel verschillend zijn. Jonge kinderen zullen nooit een heel getrouwe kopie van de werkelijkheid maken.

Oudere kinderen vanaf een jaar of negen streven in hun werk meer naar gelijkenis met de werkelijkheid. Dat kan hen soms frustreren bij het werken naar directe waarneming. Daarom is het belangrijk de opdracht zo te stellen, dat dit streven naar perfectie niet een struikelblok gaat vormen. Vaak hebben kinderen vanaf een jaar of negen bij het verbeelden van hun ideeën even behoefte aan een afbeelding. 'Hoe ziet een pandabeer er uit of hoe staat een giraf op zijn poten?'. Een afbeelding van zo'n dier kan dan even helpen om het innerlijke beeld dat een kind heeft aan te scherpen. Beschouwen en vormgeven gaan dan hand in hand.

Toelichting: Rijke beeldende leeromgeving

In het lokaal waarin de kinderen werken, zijn beelden te zien van het thema waar kinderen op dat moment mee bezig zijn. Dat kunnen posters en reproducties zijn, prentenboeken, een kijkhoek met allerlei voorwerpen en boeken over het onderwerp, een prikwand waarop het themaverloop door middel van afbeeldingen en werk van kinderen gevisualiseerd wordt.
 
In een beeldende leeromgeving zijn werkhoeken ingericht met materialen en gereedschappen waarmee kinderen zo aan de slag kunnen voor het verbeelden van hun ideeën.

Toelichting: Reflectievragen

Reflectievragen worden vooral gebruikt bij het begeleiden van kinderen. Ze zetten kinderen aan het nadenken over het werk waar ze mee bezig zijn en stimuleren tot het zoeken van nieuwe mogelijkheden.

Bijvoorbeeld:

  • Wat zou er gebeuren als je meer wit bij deze kleur doet?
  • Heb je al geprobeerd om het papier te scheuren in plaats van te knippen?
  • Heb je al gezien hoe Marieke dit probleem opgelost heeft?

Toelichting: Voorbeelden

Instructie over materiaal-technische zaken kun je het best illustreren door concrete voorbeelden. Hoe boetseer je een dier uit een stuk? Op welke manier kun je de ledematen uit de klei knijpen? Hoe gaat het inknippen en inschuiven van vormen van karton precies in zijn werk? Vaak komen materiaal-technische handelingen het best over als je ze eerst even voordoet.

Toelichting: Instructiekaarten

Een instructiekaart laat een aantal verschillende mogelijkheden van materiaalgebruik zien. Bijvoorbeeld de instructiekaart 'Werken met kleurpotlood' laat voorbeelden zien van:

  • het opzetten van een tekening met kleurpotlood;
  • verschillende effecten van mengen met kleurpotlood;
  • vlakken maken door arceren.

Toelichting: Gerichte waarneming

Het werken op basis van gericht waarnemen krijgt gedurende de gehele basisschoolperiode aandacht. Dit kan het best duidelijk gemaakt worden aan de hand van het voorbeeld hieronder.

Tijdens de inleiding van de les bekijken de kinderen een levend dier: muis, kip, haan, konijn, leguaan, kikker. Ze praten over het karakteristieke uiterlijk van het dier en proberen daarbij een relatie te leggen tussen het uiterlijk en zijn leefwijze. Daarna proberen ze dit dier te tekenen, te schilderen, of te boetseren.

Bij jonge kinderen gaat het gericht waarnemen deels terloops. De beleving van bijvoorbeeld het echte dier in de klas staat voorop. Dat bevordert het expressiekarakter van het werk. Door het kijken naar en het praten over het dier zullen ze in hun werk meer karakteristieke details van het dier laten zien. Details die op hen het meeste indruk hebben gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld de snavel zijn, of een heel groot oog, dat kan per kind heel verschillend zijn. Jonge kinderen zullen nooit een heel getrouwe kopie van de werkelijkheid maken.

Oudere kinderen vanaf een jaar of negen streven in hun werk meer naar gelijkenis met de werkelijkheid. Dat kan hen soms frustreren bij het werken naar directe waarneming. Daarom is het belangrijk de opdracht zo te stellen, dat dit streven naar perfectie niet een struikelblok gaat vormen. Vaak hebben kinderen vanaf een jaar of negen bij het verbeelden van hun ideeën even behoefte aan een afbeelding. 'Hoe ziet een pandabeer er uit of hoe staat een giraf op zijn poten?'. Een afbeelding van zo'n dier kan dan even helpen om het innerlijke beeld dat een kind heeft aan te scherpen. Beschouwen en vormgeven gaan dan hand in hand.

Toelichting: Hedendaagse beeldcultuur

De huidige Westerse cultuur wordt steeds meer getypeerd als beeldcultuur. Beelden nemen in de communicatie een steeds belangrijkere rol in. We denken hierbij aan: tijdschriften, strips, reclame (reclamespots en reclame op goederen), videoclips, tv, digitale beelden (websites, computerspelletjes) logo's, mode, straatbeeld, speelgoed, enz. Producten van de populaire beeldcultuur kunnen onderwerp zijn bij tekenen en handvaardigheid.

Toelichting: Multimediapresentatie

Voor het maken van een multimedia-presentatie kan gebruik gemaakt worden van PowerPoint. In een multimediapresentatie kunnen rondom een thema of onderwerp tekst, plaatjes, geluid en bewegende beelden gecombineerd worden.

Een multimediapresentatie kan gebruikt worden om:

  • verslag te doen van activiteiten;
  • ervaringen uit te drukken;
  • te communiceren.