Friese taal - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 20 - Groep 3 en 4 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren informatie te verwerven uit teksten in het Fries in frequent voorkomende teksttypen (zoals artikelen in jeugdrubrieken, liedjes, verhalen).


Groep 3 en 4


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen realiseren zich dat er ook in het Fries verschillende soorten boeken zijn, bijvoorbeeld door:
    • (samen met de leraar) de boekenkast (opnieuw) in te richten, met behulp van pictogrammen;
    • bij de verschillende genres een boekentop-drie van Friese boeken te maken en in het lokaal te hangen.
  • Ze ontdekken dat er verschillende soorten teksten zijn (verhalende, informatieve en instructieve).
  • Uit het gedrag van de kinderen blijkt dat ze de elementaire leeshandeling onder de knie krijgen/hebben.
  • Ze (her)kennen de letters, ook de letters met de accenten die in het Fries voorkomen (â, ê, û, ô, ú) en van het Nederlands afwijkende lettercombinaties (bijvoorbeeld oai, iu).
  • Ze lezen zelfstandig korte Friestalige verhalende en informatieve teksten en korte instructieve teksten als recepten en (spel)regels.
  • De kinderen worden zich ervan bewust dat je met verschillende doelen kunt lezen en vinden teksten die bij die doelen passen. Bijvoorbeeld:
    • ze bedenken leervragen waar ze graag een antwoord op willen. Vervolgens zoeken ze samen met de leraar geschikte boeken en teksten, op school en thuis. Ook zoeken ze op cd-roms/dvd's en op internet;
    • ze lezen in informatieve boeken en naslagwerken en bekijken illustraties.
  • Uit hun gedrag blijkt dat ze (proberen te) begrijpen wat ze lezen:
    • ze bepalen het thema van de tekst, ze activeren hun voorkennis over dat thema en zetten die in tijdens het lezen (ze maken hierbij gebruik van eigen ervaringen, titel en illustraties);
    • ze activeren hun kennis over tekstsoorten en zetten die in tijdens het lezen (ook hierbij maken ze gebruik van titel en illustraties);
    • ze herkennen signaalwoorden die kenmerkend zijn voor genoemde structuren (zie Inhoud), activeren deze kennis en zetten die in bij het lezen;
    • ze bouwen verwachtingen op over de tekst, controleren deze verwachtingen en stellen ze eventueel bij;
    • ze bepalen een leesdoel en gaan bij het lezen na of ze dat bereiken.
  • Ze gebruiken technieken en strategieën om informatie te verwerven:
    • de volgorde van de letters in het alfabet gebruiken om een Fries woordenboek te raadplegen bijvoorbeeld.