Friese taal - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 20 - Groep 1 en 2 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren informatie te verwerven uit teksten in het Fries in frequent voorkomende teksttypen (zoals artikelen in jeugdrubrieken, liedjes, verhalen).


Groep 1 en 2


Wat doet de leraar?

  • De leraar zorgt voor een rijke Friestalige geletterde omgeving.
  • Zij creëert bewust regelmatig momenten waarop kinderen in aanraking komen met Friestalige teksten, door zelf interactief voor te lezen en door kinderen gelegenheid te geven zelf allerlei teksten te bekijken en te 'lezen'.
  • Zij brengt kinderen in aanraking met verschillende doelen van lezen: om je te ontspannen/amuseren, informatie te verwerven, geïnstrueerd te worden.
  • De leraar zet kinderen aan tot het inzetten van leesstrategieën, tijdens interactief voorlezen van informatieve prentenboeken (zie ook luisterstrategieën bij kerndoel 1); daarbij maakt zij kinderen erop attent dat:
    • illustraties en tekst samen je iets vertellen, duidelijk maken;
    • boeken worden gelezen van voor naar achter, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts;
    • boeken een opbouw hebben;
    • je aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van het boek al enigszins kunt voorspellen;
    • je vragen over een boek kunt stellen.
  • De leraar past de informatie uit een instructieve of informatieve tekst echt toe, door bijvoorbeeld met de kinderen een recept uit een kookboek te maken.
  • Zij stimuleert dat kinderen bij het actuele thema in de groep zelf informatie zoeken.
  • Zij voert taalspelactiviteiten met de kinderen uit om bij kinderen het taalbewustzijn en de letterkennis te stimuleren. Op een speelse manier maakt zij kinderen attent op bepaalde kenmerken van gesproken taal en de relatie tussen gesproken en geschreven taal.