Voorbeeldmatig leerplankader zelfregulering

11 december 2019

Zelfregulering houdt in: zelfstandig handelen en daarvoor verantwoordelijkheid nemen in de context van een bepaalde situatie/omgeving, rekening houdend met de eigen capaciteiten.

Meer specifiek gaat het bij zelfregulering om:

  • het stellen van realistische doelen en prioriteiten op basis van eerdere ervaringen;
  • doelgericht handelen (concentratie, zichzelf kunnen motiveren, zich kunnen richten op de uitvoering van een taak);
  • het plannen en monitoren van het proces dat leidt tot realisatie van de doelen (planning, timemanagement);
  • reflecteren op het handelen en de uitvoering van de taak;
  • inzicht hebben in de eigen capaciteiten en de ontwikkeling daarvan;
  • verantwoordelijkheid nemen voor eigen handelen en keuzes;
  • zicht hebben op consequenties van het eigen handelen voor zichzelf en voor de omgeving, voor zowel de korte als de lange termijn.

Aspecten van zelfregulerend leren

Het proces van zelfregulerend leren omvat drie fasen: voor, tijdens en na de uitvoering van de leertaak. In elk van die fasen spelen metacognitie, motivatie en keuze van strategieën een rol. Het is een cyclisch proces: de uitkomsten van evaluatie en reflectie zijn input bij het oriënteren op een volgende taak.

Metacognitie heeft betrekking op reflectie, het controleren en overzien van de eigen aanpak voor, tijdens en na een leeractiviteit. Daarbij wordt gebruik gemaakt van kennis over zichzelf, de taak en leerstrategieën. Het gaat hierbij erom het eigen leerproces te regisseren, te kunnen plannen en fouten te kunnen herstellen.

Motivatie betreft de interesse in de taak, initiatief en doorzettingsvermogen. Hierbij zijn zelfeffectiviteit en attributie relevant. Zelfeffectiviteit betreft de ideeën en opvattingen die lerenden hebben over hun eigen vermogen om een bepaald doel te bereiken. Attributie is het toeschrijven van succes en falen aan zichzelf, bijvoorbeeld door aanleg of inspanning (interne attributie), of aan een andere oorzaak, zoals geluk hebben of een te moeilijke taak hebben (externe attributie).

De strategische component omvat zowel gedragsmatige als cognitieve handelingen. Het gedragsmatige verwijst naar het structureren van de omgeving om het leren te optimaliseren; bij cognitieve handelingen gaat het om het inzetten van leerstrategieën.

Zelfregulering ontwikkelen

Een leeractiviteit is gericht op zelfregulering als er aandacht is voor het opstellen van doelen, het maken van een planning en reflectie op het proces en het eigen handelen. Leraren gaan met leerlingen in gesprek over hun (leer)ervaringen en keuzes. Daarbij wordt de leerling uitgenodigd om zichzelf ‘van een afstand’ te observeren, de observaties te duiden, deze in een concreet actieplan om te zetten en hiernaar te handelen. Het gaat dan om zelfregulering in de volle breedte, niet om het beheersen van deelaspecten.

Zelfregulering kan het best worden geleerd en geoefend in de context van reële leertaken met (vak)specifieke kennis en vaardigheden. De taken moeten motiverend en ‘open’ zijn: de leerlingen voldoende uitdagen zonder hen te overvragen en ruimte bieden voor eigen keuzen en samenwerking.

Zelfregulering De leerling…
​VOORAF

Oriënteren

Kan een taak in verband brengen met eerdere ervaringen.
Kan aangeven wat het belang van een taak is voor zichzelf of voor het bereiken van een bepaald doel.
​Kan de moeilijkheidsgraad van een taak of de kans op succes voor zichzelf inschatten.

Doelen stellen

Kan realistische (leer)doelen formuleren

Strategisch plannen

Kan een realistische planning opstellen om de geformuleerde (leer)doelen te bereiken
Weet dat er verschillende (leer)strategieën zijn en kan bepalen welke strategieën passen bij de geformuleerde (leer)doelen
Kan de (leer)omgeving structureren zodat deze het uitvoeren van de (leer)taak optimaliseert.
TIJDENS

Zelfcontrole

Kan afhankelijk van de situatie en tussenresultaten (leer)strategieën en/of doelen aanpassen om zichzelf bij te sturen.
NA

Zelfbeoordeling

Kan de eigen prestatie evalueren in relatie tot de geformuleerde (leer)doelen
Kan de eigen aanpak toelichten en de eigen prestatie daarmee in verband brengen.
Kan de eigen prestatie evalueren in relatie tot de eigen verwachtingen.
​Kan de eigen prestatie toeschrijven aan zichzelf en/of aan andere factoren.
Kan aangeven hoe de eigen prestatie invloed heeft op een vervolgtaak