Domein A: vaardigheden

18 maart 2024

De vernieuwingscommissies voor de exacte vakken (naast wiskunde: biologie, scheikunde, natuurkunde en NLT) hebben afgesproken dat domein A bestaat uit een algemeen deel (A1), een profielspecifiek deel (A2) en een vakdeel (A3). De specificaties van deze drie eindtermen vind je in de syllabus wiskunde C vwo.

Subdomein A1: Algemene vaardigheden

De kandidaat heeft kennis van de rol van wiskunde in de maatschappij, kan hierover gericht informatie verzamelen en de resultaten communiceren met anderen.

Deze eindterm heeft dus betrekking op informatievaardigheden (informatie verwerven en communiceren) met betrekking tot de rol van wiskunde in de maatschappij.
Dit subdomein behoort tot de profieloverstijgende vaardigheden, dus ligt het voor de hand om over het aanleren en beoordelen van vaardigheden in dit domein afspraken met collega's van andere vakken te maken.
Zowel in schriftelijke toetsen als in praktische opdrachten maar vooral ook in het kader van het profielwerkstuk kunnen informatievaardigheden getoetst worden: het zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken van informatie en het communiceren naar anderen (presentatievaardigheden).

Suggesties:

  • een (kranten)artikel, dat betrekking heeft op een wiskundig onderwerp, (kritisch) analyseren;
  • op de website van Kennislink staat veel informatie in de vorm van artikelen en dossiers;
  • (historische) situaties benoemen waarin wiskunde een belangrijke rol speelt of heeft gespeeld, zie bijvoorbeeld http://www-history.mcs.st-andrews.ac.uk/ of 5000 jaar wiskunde op www.math4all.nl​​​​;
  • voorbeelden uit het boek Succesformules, geschreven in opdracht van het Platform Wiskunde Nederland (PWN) koppelen aan het gebruik van wiskunde en daarmee de toegevoegde waarde van wiskunde illustreren;
  • ervaringen van het wiskundige bedrijfsleven bijvoorbeeld via LIME​en JetNet​​​ koppelen aan wiskundige inhoud;
  • laten opzoeken voor welke studierichtingen in het wo wiskunde C gevraagd wordt, dan wel wenselijk is (doorstroomrechten, via decaan) en studenten uit die richtingen interviewen;
  • op de website van het CBS en CBS-in-de-klas is zeer veel informatie in diverse vormen (tabellen, grafieken, persberichten) te vinden.

Subdomein A2: Profielspecifieke vaardigheden

De kandidaat herkent de betekenis van wiskunde in maatschappij en in cultuurhistorische contexten en kan deze in concrete situaties beschrijven.

Dit subdomein is profielspecifiek en duidelijk toegespitst op het profiel C&M. Het is de moeite waard om samen met collega's van (profiel)vakken zoals maatschappijwetenschappen, geschiedenis en kunstvakken in overleg te gaan om daar te zoeken naar herkenbare situaties waarop dit subdomein betrekking heeft. Zie ook bij het onderdeel Afstemming met andere vakken.

Suggesties:

  • gulden snede, met meerdere invalhoeken;
  • rekenen in andere getalstelsels, bijvoorbeeld het Babylonische;
  • geschiedenis van getallen (algemeen maar ook specifieke getallen zoals π);
  • wiskunde en verkiezingen;
  • (de ontwikkeling van ) perspectief in de schilderkunst;
  • wiskunde en muziek;
  • wiskunde en architectuur;
  • logisch redeneren, oorzaak en gevolg;
  • modellen kritisch beschouwen met betrekking tot realiteitsgehalte, denk daarbij bijvoorbeeld aan geremde groei;
  • modellen zijn vaak discreet, dus een weergave door middel van een tabel of van DDM;
  • bij economische toepassingen: in een gegeven context het maken van een model (bijvoorbeeld opbrengst, kosten, winst, voorraadproblemen); daarnaast het optimaliseren van zo'n model.

Toetsing van de vaardigheden uit dit subdomein kan met name bij praktische opdrachten goed uitgevoerd worden.

Subdomein A3: Wiskundige vaardigheden

De kandidaat beheerst de bij het examenprogramma passende wiskundige vaardigheden, waaronder modelleren en algebraïseren, ordenen en structureren, analytisch denken en probleemoplossen, formules manipuleren, abstraheren, en logisch redeneren - en kan daarbij ICT functioneel gebruiken.

Dit is een specifiek wiskundig subdomein, een groot deel hiervan is ook goed toetsbaar in het CE. Maar daar wordt het gebruik van ICT beperkt tot de GR. Het werken met ICT zal moeten gebeuren in het SE. Specifiek kunnen we dan denken aan het analyseren van grote databestanden en het uitvoeren van simulaties, zie bij domein E (zie elkders in de handreiking). Maar er zijn ook andere mogelijkheden om ICT functioneel in te zetten.

Suggesties:

  • opgaven uit compex-examens;
  • bij verslaglegging van een praktische opdracht werken met een formule-editor zoals MathType, of met algemene software zoals Excel;
  • zoekprogramma's op internet gebruiken voor het verkennen van wiskundige informatie;
  • het gebruiken van een spreadsheetprogramma om een model door te rekenen op gevolgen bij de keuze van variabelen;
  • wiskundige software gebruiken als aanvulling op de mogelijkheden die de GR al biedt, bijvoorbeeld Excel, VUgrafiek, of geogebra;
  • aanleren en onderhouden van algebra met behulp van computeralgebra (voor meer informatie zie verschillende artikelen in Euclides en Nieuwe Wiskrant);
  • interactieve applets, bijvoorbeeld van GeoGeBra en het Freudenthal Instituut;
  • werken met DWO (digitale wiskunde omgeving) fo AlgebraKiT;
  • voor statistiek: het werken met digiboek statistiek, zie bij domein E verderop in dit hoofdstuk;
  • werken met digitale leeromgevingen ((bijvoorbeeld Wikiwijs); digitale rekenmodules, (bijvoorbeeld Rekenvoort); of prikborden (bijvoorbeeld Pinterest of Math4all).

De wiskundige vaardigheden die in dit subdomein worden genoemd, vormen de wiskundige denkactiviteiten (WDA). Meer informatie over WDA vind je bij Specifieke aandachtspunten).