Kenmerkende gesprekken bij het profiel

13 december 2019

Bij het profiel D&P vinden de gesprekken plaats in een zakelijke context. De taken van het profiel plaatsen de leerling in verschillende rollen. Bij elk van deze rollen horen ​specifieke soorten gesprekken, met verschillende doelen en telkens een eigen specifieke inhoud en opbouw.

Een belangrijke taak bij dit profiel is het uitvoeren van opdrachten voor opdrachtgevers (klanten). Als uitvoerder moet de leerling in verschillende stadia van de opdracht in gesprek gaan met de opdrachtgever. Maar hij kan ook zelf opdrachtgever of klant zijn, als hij een activiteit moet organiseren en daarvoor zaken moet regelen of producten moet bestellen.
Bij presenteren, promoten en verkopen voert de leerling gesprekken met klanten, waarbij hij producten aanbiedt, informatie, uitleg en instructie geeft om tot een transactie te komen. Tot slot is er bij D&P, net als bij alle andere profielen, natuurlijk ook sprake van gesprekken met collega's en leidinggevenden.

Soorten gesprekken

Uit de professionele kern en de taken en deeltaken in de profielmodulen kan afgeleid worden welke gesprekken het meest kenmerkend zijn voor Dienstverlening en Producten. Dat zijn:

  1. Opdrachtbespreking
  2. Evaluatiegesprek
  3. Verkoopgesprek
  4. Rapportage
  5. Werkoverleg

Opening en afsluiting

De hier beschreven soorten gesprekken hebben elk hun specifieke inhoud en opbouw. Bij elk gesprek is hieromheen nog sprake van een opening en een afsluiting van het gesprek, veelal een begroeting en afscheid. De begroeting kan kort zijn als de deelnemers elkaar kennen en de setting van het gesprek bekend is, of wat langer, als er tijd nodig is om kennis te maken. Ook de afsluiting kan, afhankelijk van de setting, beperkt zijn tot een groet, of wat langer zijn.

Algemene kenmerken van gesprekken bij D&P

De gesprekken die bij de taken van het profiel D&P worden gevoerd, hebben een zakelijk karakter. De situatie is over het algemeen formeel, de posities en rollen van de gespreksdeelnemers zijn duidelijk verschillend. Alleen bij gesprekken met collega's is de situatie meer informeel en gelijkwaardig. Algemene kenmerken van de zakelijke benadering en houding die gevraagd worden, zijn in het examenprogramma te vinden in de kern (deel A en B). Zo moet de kandidaat aandacht hebben voor kwaliteit, rapporteren over uitgevoerde werkzaamheden, voldoen aan algemene gedrags- en houdingseisen die gesteld worden aan werknemers in de branche, ondernemende vaardigheden en initiatief tonen.

Bij alle formele gesprekken zal de leerlingen zijn taalgebruik moeten aanpassen aan zijn positie ten opzichte van de gesprekspartner. Door de juiste toon te hanteren (bijvoorbeeld in aanspreekvormen, formulering van vragen) kan hij laten merken dat hij een opdrachtgever of klant respecteert en graag aan diens wensen tegemoetkomt. Tegelijkertijd moet hij op een gepaste manier zijn eigen deskundigheid laten blijken. Is hij zelf opdrachtgever, dan moet hij duidelijk zijn over zijn positie, zonder de uitvoerder voor het hoofd te stoten.

Hiernaast is in formele gesprekken een duidelijke opbouw van belang. De leerling moet in staat zijn om een gesprek te structureren en de overgangen in het gesprek duidelijk aan te geven. Dit draagt bij aan het zakelijke karakter van het gesprek en zorgt er mede voor dat de gespreksdeelnemers elkaar goed begrijpen en tot duidelijke afspraken komen.

Tot slot moet de leerling in gesprekken in specifieke beroepscontexten natuurlijk ook vaktaal gebruiken: de taal die hoort bij de verschillende taken en de specifieke vaktaal van de branche waarin een taak wordt uitgevoerd. Het gebruik van vaktaal hoort bij het laten blijken van deskundigheid.