De taalcoördinator | 21 april 2022’

28 april 2022

Op donderdag 21 april vond de themamiddag plaats die georganiseerd werd door de gezamenlijke opleiders van de opleiding tot Taalcoördinator. Stuurgroeplid Rianne schreef deze blog over.

Zelf heb ik deze opleiding gedaan in 2014-2015. Sindsdien is de inhoud van de opleiding veranderd, waarbij er met name veel meer aandacht is voor de rol van de taalcoördinator als innovator. Een heel waardvolle toevoeging wat mij betreft, over dit onderdeel had ik ook graag meer willen leren tijdens de opleiding. Het is niet genoeg om als taalcoördinator zelf veel inhoudelijke kennis en vaardigheden te hebben, het gaat er uiteindelijk om dat je het hele team meekrijgt. Ik was dan ook erg benieuwd wat de opleiders deze middag zouden vertellen. De themasessie bestond uit drie onderdelen: een korte schets van de vernieuwde opleiding, actuele inzichten over woordenschatonderwijs, en meer informatie over leiderschap en innovatie. Uiteraard was er ook ruimte voor het stellen van vragen.

De opleiding

De post-hbo opleiding tot taalcoördinator heeft een studiebelasting van 300 uur waarin wordt toegewerkt naar registratie in het register Post-Hbo Nederland. Anette de Groot (Marnix Hogeschool) vertelt hoe de opleiding eruit ziet. Tijdens de opleiding ontwikkelen de studenten zich in de drie rollen van de taalcoördinator: de taalcoördinator als excellente taalleraar, de taalcoördinator als begeleider en gesprekspartner, en de taalcoördinator als mede-eigenaar van taalbeleid. Deze drie rollen komen terug in elk van de drie taalblokken mondelinge taalvaardigheid, schrijfvaardigheid en leesvaardigheid. Naast het bijwonen van de bijeenkomsten en het maken van opdrachten, schrijft de student een taalbeleidsplan voor de eigen school en presenteert dit aan het einde van de opleiding. Er wordt gewerkt in leergroepen met (peer)feedback. Voor meer informatie en aanmelden kun je terecht op de site Registeropleidingen 
Tijdens de vragenronde werd er ingegaan op de aansluiting van de opleiding bij speciaal (basis)onderwijs en of het ook mogelijk is om de opleiding te volgen als logopedist. Anette geeft aan dat er binnen de opleiding voldoende ruimte is om aan te sluiten bij de eigen schoolsituatie, en om opdrachten te kiezen die daarbij passen. De opleiding staat ook open voor logopedisten die binnen het onderwijs werken en daar een coördinerende rol op zich kunnen nemen, maar het levert geen onderwijsbevoegdheid op.
Zelf ben ik logopedist in het speciaal basisonderwijs, dus ik heb dit zelf ervaren. De opdrachten tijdens de opleiding konden prima uitgevoerd worden binnen het sbo. Dat ik zelf geen leerkracht ben maar logopedist, vind ik juist een meerwaarde voor de school. Ik kan de kennis over goed taalonderwijs combineren met mijn kennis over (interventies bij) problemen in de taalontwikkeling. Daardoor kan ik meedenken over het stimuleren van de taalvaardigheid van leerlingen op elk taalniveau. Bovendien past de rol van taalcoördinator heel goed binnen de zeven rollen van de logopedist zoals die geformuleerd zijn in het opleidingsprofiel logopedie.

Woordenschat

Om elkaar te begrijpen, om te kunnen communiceren, om teksten te kunnen begrijpen en om nieuwe kennis te kunnen verwerven heb je woorden nodig. Het belang van woordenschat is dus duidelijk, bovendien is woordenschatonderwijs wettelijk verplicht gesteld in kerndoel 12: ‘de leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden’. Mathilde Wassenaar (Hanze Pabo) vertelt wat diepe woordkennis eigenlijk is en hoe je die kunt bereiken. Woorden worden in de hersenen opgeslagen in een netwerk. Doordat een kind ervaringen opdoet en meer kennis krijgt van de wereld ontstaan er nieuwe betekenisrelaties. Zo breidt het netwerk uit en wordt de woordkennis dieper. Een woord verandert dan van een ‘label’ naar een ‘concept’. Het gaat er dus om dat de leerlingen een goede ervaringsbasis krijgen. Dat lukt niet door het aanbieden van rijtjes woorden los van de context. Een ervaringsbasis bereik je door thematisch te werken; door middel van boeken, teksten, filmpjes en voorwerpen; door veel (voor) te lezen; door in gesprek te gaan met de leerlingen over het thema; en door betekenisvolle opdrachten waar ze de concepten kunnen toepassen. Natuurlijk leg je moeilijke woorden nog steeds uit, maar het rijke taalaanbod is de basis. Meer informatie hierover is onder meer te vinden in deze blog van Van Koeven en Smits.
Naar aanleiding van een vraag legt Mathilde uit dat de Viertakt (Van den Nulft & Verhallen, 2009) nog steeds een zichtbaar is binnen het woordenschatonderwijs, maar deze moet ruimer opgevat worden. De taalbasis in de vorm van rijk taalaanbod vormt dan de stap ‘voorbewerken’ van de Viertakt. De stap ‘semantiseren’ bestaat uit het lezen, voorlezen en in gesprek gaan met de leerlingen. De stap ‘consolideren’ komt terug in de betekenisvolle opdrachten waarin de concepten gebruikt worden. De laatste stap, ‘Evalueren’, benoemt Mathilde niet. Van Koeven en Smits schrijven in hun boek Rijke taal (2020) dat je kunt evalueren door de leerlingen te laten vertellen of te schrijven over wat zij geleerd hebben over een thema.

Leiderschap en innovatie

Als laatste spreker van deze themasessie gaat Jerry van Brakel (HAN) inhoudelijk dieper in op de leerlijn leiderschap en innovatie. In deze leerlijn is aandacht voor de ontwikkeling van de eigen identiteit, veranderprocessen, ontwerpen en ontwikkelen, focussen en borgen. Tijdens zijn presentatie legt Jerry twee modellen uit die in de opleiding worden besproken. Het eerste model, van Tim Knoster, maakt inzichtelijk wat er nodig is om tot groei en verandering te komen: strategie, structuur, cultuur, mensen, middelen en resultaten. Als één van deze bouwstenen ontbreekt, lukt het niet om te veranderen. Jerry daagt ons uit om na te denken welke bouwsteen er ontbreekt in onze eigen organisatie. Dit maakt het meteen heel concreet, hoewel ik wel meer informatie nodig heb om dit model ook echt toe te kunnen passen in mijn werk. Het tweede model betreft het kernkwadrantenmodel van Ofman. Door te kijken naar de eigen kernkwaliteiten en valkuilen ontstaat er meer inzicht waarom je ‘allergisch’ kunt zijn voor bepaalde collega’s, en wat je uitdaging is. Hierdoor kan de relatie en de communicatie verbeteren. Ook bij dit model krijgen we een praktische opdracht, uit de lijst van kernkwaliteiten op deze website zoeken we een voorbeeld dat op onszelf van toepassing is. Tot slot geeft Jerry nog een tip: zet enthousiaste collega’s in als ambassadeurs.
De leerlijn leiderschap en innovatie is toegevoegd aan de opleiding, omdat veel oud-studenten aangaven dat ze hier behoefte aan hadden. Vanuit de deelnemers komt dan ook de vraag hoe je op dit vlak verder kunt ontwikkelen als je de oude versie van de opleiding hebt gevolgd, waarbij dit onderwerp veel minder aan bod kwam. De opleiders gaan hierover nadenken, en ook met de stuurgroep van het Landelijk Netwerk Taal zullen we de mogelijkheden verkennen om hier aandacht aan te besteden.

Bronnen

Van den Nulft, D., & Verhallen, M. (2009). Met woorden in de weer: Praktijkboek voor het basisonderwijs. Coutinho.
Van Koeven, E., & Smits, A. (2020). Rijke taal: Taaldidactiek voor het basisonderwijs. Boom.