Rekenen/wiskunde - Meten en meetkunde - kerndoel 33 - Groep 7 en 8 - Doorkijkje


De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.


Groep 7 en 8


Doorkijkje

Mooie dekzeilen te koop

Juffrouw Marieke laat de kinderen op het digibord een advertentie voor dekzeilen zien, afkomstig uit een krant.

Na het lezen van de advertentie wordt vastgesteld wat een dekzeil is en waar die zoal voor gebruikt worden. Vervolgens vraagt Marieke of zo'n zeil van 4x4 meter eigenlijk groot is. Ze vindt het belangrijk dat kinderen zich er ook een voorstelling bij maken en niet alleen maar klakkeloos een sommetje oplossen.

Nadat even heen en weer gepraat is over wat '4x4' meter betekent (niet iedereen heeft in de gaten dat het om een oppervlakte gaat) komen de kinderen er samen achter dat het zeil wel makkelijk in het lokaal kan liggen.  Het zeil van 8x8 meter past maar net in het lokaal en dat van 16x16 meter past zeker niet.

Dan vestigt juffrouw Marieke de aandacht op de prijzen, met name op de prijs van het tweede en derde zeil. "Zijn die duur in vergelijking met het eerste zeil?"
"Nou, wel een beetje", aldus Robbert, "want het tweede zeil is 2 keer zo groot als het eerste, maar de prijs is 3 keer zo hoog!"
"Maar misschien is dat zeil wel van een veel zwaardere stof gemaakt", oppert Diego. "Dat derde zeil is ook vreselijk duur", aldus weer andere kinderen. "Want dat is bijna 10 keer zo duur terwijl het maar 4 keer zo groot is."

"Hoe zit dat nu", vraagt de juf, "zouden de kopers van die grotere zeilen zich bekocht moeten voelen?" Eigenlijk wel, is de algemene mening.

Dan komt Marieke met een nadere opdracht. Maak een schetsje, bij voorkeur op schaal, van de drie zeilen en ga na hoeveel keer zo groot ze nu echt zijn, denk ook even aan waar we het net over gehad hebben toen we keken of de zeilen in het lokaal konden.

In tweetallen gaan de kinderen aan de slag. Al gauw blijkt het toch anders te liggen. Het tweede zeil is weliswaar 2 keer zo lang en 2 keer zo breed, maar dan is de oppervlakte natuurlijk 4 keer zo groot. En de oppervlakte van het derde zeil is zelfs 16 keer zo groot. In de nabespreking wordt dit aan de hand van een bordtekening nader geëxpliciteerd.

Tot slot volgt nog een laatste vraag: "Stel dat er een dekzeil van 40 bij 40 meter was, hoeveel keer zo groot zou dat dan zijn? Nu doorzien de meeste kinderen het direct: de oppervlakte is dan maar liefst 100 keer zo groot als die van het kleinste dekzeil.