Rekenen/wiskunde - Getallen en bewerkingen - kerndoel 26 - Groep 7 en 8 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen.


Groep 7 en 8


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen voeren allerlei activiteiten uit, waarin ze (opnieuw) nadenken over de grootte van getallen in contexten. Hierdoor verdiepen ze zich opnieuw in de betekenis van getallen en maten en leggen ze verbanden.
    Bijvoorbeeld:
    De kinderen hebben de opdracht gekregen uit het Guinnessbook of records een mooi record te zoeken en dat voor klasgenoten op de een of andere manier uit te beelden. Een tweetal kiest voor het uitbeelden van het wereldrecord verspringen van mannen: 8,95 meter. Een van hen wil dit op het schoolbord uittekenen. Ze nemen een meetlat en komen er al doende achter dat het bord te kort is. Vervolgens na wat gedoe merken ze ook dat zelfs het lokaal te kort is. De verwondering stijgt en ze vragen zich af of ze het wel goed doen. Na overleg met de leraar gaan ze naar buiten en tekenen met de bordliniaal op het schoolplein de afstand van 8,95. Ze zijn erg verbaasd over de ongelooflijke afstand en vergelijken het met hoe ver ze zelf kunnen springen. Dit tonen ze aan de klas die er evenmin echt een voorstelling bij kon maken, maar door het beeld dat hun klasgenoten geven wel een idee krijgen van de gegeven lengte. Het is dus verder dan de lengte van het lokaal.
    Juist doordat ze deze reflecties maken, verdiepen ze hun getalinzicht.
  • De kinderen hebben in verschillende lessen de relatie tussen breuken, procenten en verhoudingen besproken en gebruikt bij het oplossen van rekenproblemen. Ze beseffen dat het handig is als ze enige parate kennis hebben van deze relaties: 25% van, kun je uitrekenen door 1/4 deel te nemen; 1 op de 5, betekent in feite 1/5 deel of 20%. Hieruit leiden ze ook weer andere relaties af: 75% is dus 3x1/4; 1% is 1/100 deel, dan is 4% 4x1/100 deel. Doordat ze de relaties doorzien, zien ze ook het nut ervan om enkele van deze relaties gewoon uit het hoofd te leren.
  • Ze passen hun kennis over gelijkwaardigheid van breuken toe en zoeken naar algemene regels die hierbij gelden, bijvoorbeeld: De kinderen zijn verdeeld in groepjes van vier. Ze krijgen een groot vel papier, waarop vier vakken aan de zijkanten getekend zijn en één vak in het midden. Eerst krijgen ze de opdracht om allerlei breuken te noteren die even groot zijn als 1/2. Sommige kinderen lopen de rij af: 2/4, 3/6, 4/8. Anderen bedenken willekeurig breuken: 4/8, 10/20, 500/1000. Al gauw zijn er kinderen die gewoon een getal noteren, dan een breukstreep eronder tekenen en vervolgens het getal verdubbelen. Ze hebben door hoe je gelijkwaardige breuken bedenkt. Tijdens de bespreking met de klas denken ze na over de vraag van de leraar, hoeveel breuken er zijn die even groot zijn als '1/2'. Dit leidt tot reflectie op wat ze geleerd hebben en het zoeken naar verbanden en regels. (Zie doorkijkje.)
  • Enkele (hoog)begaafde kinderen werken aan verrijkingsactiviteiten rond bijzondere getallen en andere getalsystemen. Sommigen gaan aan de slag met het getal pi. Ze zoeken op internet waarvoor pi gebruikt wordt en hoe groot pi is. Ze komen tot de ontdekking dat dat niet zo eenvoudig uit te leggen is. Ze mogen zich er echter niet makkelijk vanaf maken en moeten met een presentatie voor de klas komen. Juist door samen op zoek te gaan ontdekken ze steeds meer over pi en gaan ze zelfs een wiskundeleraar interviewen. Andere kinderen onderzoeken het binaire talstelsel dat ook voor computers gebruikt wordt. Om aan de klas duidelijk te maken hoe dit eigenlijk werkt, maken ze werkbladen en opdrachten die klasgenoten kunnen begrijpen. Ze verdiepen zo ook weer hun eigen inzicht in het tientallig stelsel én ze leren uitleggen.

Toelichting: Aantallen of hoeveelheidgetallen

Getallen worden gebruikt om aantallen aan te geven.
Bijvoorbeeld:

  • 3 kinderen
  • 16.000.000 Nederlanders
  • 45 boeken

Toelichting: Volgorde (plaats in een rij)

De telwoorden staan in een vaste volgorde, waarin elk getal een vaste plaats heeft. Die volgorde kan gebruikt worden om de plaats van iets in een rij aan te geven. Bijvoorbeeld:

  • het derde kind in de rij;
  • het vierde huis in de straat;
  • de tweede prijs.

Toelichting: Hoeveelheden, groottes (maten) of tijd

Getallen worden gebruikt om maten weer te geven. In principe zegt een maatgetal hoe vaak een maateenheid in een grootte (of hoeveelheid) kan worden afgepast.
Bijvoorbeeld:

  • er gaat 45 liter in de tank;
  • er zit 450 gram jam in het potje;
  • er gaan 24 uur in een dag;
  • er kan 300.000 ton olie in de tanker.

Toelichting: Naamgetallen (en codes)

Voorbeelden van naamgetallen en codes zijn:

  • de rugnummers bij voetballers;
  • telefoonnummers en sofinummers, die enerzijds als naam; functioneren en anderzijds codering zijn;
  • nummers van buslijnen en treinen.

Toelichting: Ankergetallen

Ankergetallen zijn getallen die belangrijk zijn door hun plaats in de telrij of door hun speciale getalstructuur: 1, 5, 10, 25, 50, 75, 100, ... Ze spelen een belangrijke rol bij het inzicht in de wereld van de getallen, het schattend en het handig rekenen, het afronden en bij het onderling verbinden van gehele getallen, kommagetallen en breuken. Bijvoorbeeld:

  • Ordes van grootte:
    • 1, 10, 100, 1.000, 10.000, 100.000, 1.000.000 en eventueel verder;
    • 0,1, 0,01, 0,001, 0,000.1 en zo kleiner.
  • Bijzondere getallen tussen ordes van grootte: tussen 10 en 100 bijvoorbeeld:
    • 25, 50, 75, die op kwarten liggen;
    • 20, 40, 60, 80 die op vijfden liggen, zoals bij het geld,
      en eventueel
    • 331/3 en 662/3 die op derden liggen.
  • Deze zelfde soort ankergetallen heb je ook tussen 0 en 1, zoals bij:
    • 0,25 - 0,5 - 0,75.
  • Getallen en breuken in verband met de klok:
    • 1, 3, 6, 9, 12 en zo verder;
    • 60 en 3600;
    • de breuken 1/4, 1/2, 3/4.
  • Getallen in verband met de kalender:
    • aantallen dagen per jaar en per maand;
    • veelvouden van 7 en zo verder.
  • Belangrijke relaties zijn bijvoorbeeld:
    • 1/2 = 0,5 = 50% = 1 op 2;
    • 3/4 = 0,75 = 75% = 3 op 4;
    • 1/3 = 0,333 = 33,3% = 1 op 3.

Toelichting: Referentiegetallen

Referentiegetallen zijn getallen die voor iemand speciaal bekend zijn en een bijzondere betekenis hebben. Bijvoorbeeld de eigen leeftijd, lengte, gewicht, huisnummer, maar ook het gewicht van een olifant, de snelheid van een jachtluipaard, het aantal inwoners van Nederland en de eigen woonplaats, de omvang van de Nederlandse begroting op Prinsjesdag of de afstand van de Aarde tot de zon. Ieder kind ontwikkelt zijn eigen collectie referentiegetallen.

Referentiegetallen zijn belangrijk bij het betekenis geven aan getallen: betekenis in de zin van "weet ik voorbeelden bij duizend of een miljoen?", maar ook betekenis in de zin van "waar gebruiken mensen getallen voor?".

Toelichting: Rekengetallen

In een rekenformule als 45 + 17 is het niet aan de orde of het om een volgorde, aantal of maat gaat. Wat belangrijk is, is de manier waarop je met deze getallen kunt rekenen. In het rekengetal staat de getalstructuur ( ..., honderdtallen, tientallen, eenheden, tienden, hondersten, ...) centraal.

Toelichting: Eigenschappen van de bewerkingen

Eigenschappen van de optelling
Bij optellen gaat het om samenvoegen of toevoegen van aantalgetallen of maatgetallen.
Belangrijke eigenschappen van de optelling zijn bijvoorbeeld:

  • de verwisseleigenschap van de optelling: 3 + 4   =   4 + 3
  • de volgorde bij het optellen doet er niet toe: 8 + 6   =   8 + (2 + 4). Dat gebruik je bijvoorbeeld bij de splitsing bij de tien, 8 + (2 + 4) wordt dan (8 + 2) + 4 en dan doe je eerst 8 + 2 = 10 en dan 10 + 4 = 14
  • 9 + 7 = 10 + 6 of 10 + 7 - 1 (ééntje méér, ééntje minder)

Eigenschappen van de aftrekking
Bij aftrekkingen gaat het om het verminderen of het bepalen van verschil van aantalgetallen of maatgetallen.
Belangrijke eigenschappen van het aftrekken zijn bijvoorbeeld:

  • een aftrekking mag je niet omkeren: 7 - 4 ≠ 4 - 7
  • de volgorde doet er wel toe: (6 - 3) + 2 ≠ 6 - (3 + 2)
  • 15 - 9 = 16 - 10 of 15 - 10 + 1 (ééntje meer, ééntje minder)

Eigenschappen van de vermenigvuldiging
Bij vermenigvuldigingen gaat het om herhalingen, zoals vier groepjes van 5, vier staafjes van 5, vier sprongen van 5. Of "vier keer (telkens) 5".
Belangrijke eigenschappen van het vermenigvuldigen zijn bijvoorbeeld:

  • een vermenigvuldiging mag je verwisselen: 3 x 12 = 12 x 3
  • de volgorde bij het vermenigvuldigen doet er niet toe: 6 x 24 = (2 x 3) x 24 = 2 x (3 x 24) = 2 x 72 = 144
  • vermenigvuldigen met 10 is gemakkelijk: 10 x 256 = (256 tientallen) = 2560. Alles schuift een positie op, of kort gezegd: je zet er een nul achter.
  • 6 x 99 = 6 x 100 - 6 x 1 (één keer meer, één keer minder)
  • 8 x 25 = 4 x 50 (verdubbelen en halveren)
  • de verdeeleigenschap: 6 x 54 = 6 x 50 + 6 x 4, zoals in het onderstaande oppervlaktemodel te zien is.

Eigenschappen van de deling
Bij verdelen kan het gaan om verdelen (Van een banketstaaf van 25 cm snijden we stukjes van 3 cm. Hoeveel stukjes kunnen we maken?) en opdelen (in een kring van vier kinderen delen we 20 kaartjes uit door telkens een rondje te geven. Hoeveel krijgt ieder?).
Belangrijke eigenschappen van het delen zijn bijvoorbeeld:

  • een deling mag je niet omkeren: 12 : 3 ≠ 3 : 12
  • bij een deling doet de volgorde er wel toe: (24 : 6) : 2 ≠ 24 : (6 : 2)
  • delen door 10 is gemakkelijk. 2340 : 10 = (hoeveel tientallen zitten er in 2340) = 234. Je mag er een nul afhalen.
  • bij een deling geldt ook de verdeeleigenschap: 64 : 4 = 40 : 4 + 24 : 4