Oriëntatie op jezelf en de wereld - Tijd - kerndoel 51 - Groep 7 en 8 - Doorkijkje


De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.


Groep 7 en 8


Doorkijkjes

Bij tijdsaanduiding en tijdsindeling - Spreekwoorden en tijdsbesef

De kinderen merken dat ze een spreekwoord niet begrijpen. Dat is niet verwonderlijk, zegt de leraar. Sommige spreekwoorden zijn al eeuwen oud en zeggen iets over een gebeurtenis of verschijnsel uit het verleden. Om spreekwoorden te begrijpen moet je een relatie leggen met het verleden. Kinderen moeten beseffen waardoor een spreekwoord een bepaalde betekenis heeft gekregen. Historisch (tijds)besef is daarbij essentieel.

Hieronder staan twee spreekwoorden die voor kinderen begrijpelijk worden, als ze die in een historisch verband plaatsen.

  • 'Voor iemand een lans breken'
    Historisch verband (context): Een ridder die hulp nodig had, omdat hij tijdens een gevecht in moeilijkheden was geraakt, kon rekenen op hulp van een andere ridder.
  • 'Iemand uit het zadel lichten'
    Historisch verband (context): Tijdens een gevecht tussen twee ridders, kon door een lans één van de ridders van zijn paard geduwd worden. In de meeste gevallen was het gevecht dan afgelopen.

Dit zijn maar twee voorbeelden. De kinderen kijken daarna voor nog meer voorbeelden in een spreekwoordenboek.

Bron: Bij de tijd 3, Geschiedenis op de basisschool, pagina 38 en 39. Malmberg, Den Bosch.

Bij informatie over heden en verleden - Historische gebeurtenissen in de krant

Meester Ton heeft via internet foto's opgespoord van een aantal titels van krantenartikelen (uit verschillende perioden van de vorige eeuw). Zoals het begin van de Russische revolutie, de landing in Normandië op D-day, de eerste televisie-uitzending in Nederland, de watersnoodramp in 1953 en de eerste landing op de maan. Hij toont de illustraties op het digitale schoolbord en bespreekt ze met de kinderen. Waar gaat het over? Kun je de tekst bij de titel lezen? Zie je overeenkomsten en verschillen met de krantenkoppen van tegenwoordig?

Bij historische bronnen - Een werkstuk maken

De juf heeft een verhaal over de 'sixties' voorgelezen. Het verhaal staat in het boek 'Van tijd tot tijd, Nederlandse geschiedenis in verhalen' . Ze vult het verhaal aan met eigen ervaringen omdat ze die tijd als jongere bewust heeft meegemaakt. De kinderen van groep 8 hebben nu een idee gekregen hoe het in de jaren zestig van de vorige eeuw in Nederland was.

Het verhaal heeft bij de kinderen veel los gemaakt. Al pratende blijkt dat de kinderen op een aantal vragen nog geen antwoord hebben. Vragen zoals:

  • Wat wordt er bedoeld met de sixties?
  • Beleefden alle Nederlanders de sixties op dezelfde wijze?
  • Was er sprake van een tegenstelling tussen de oudere generatie en de jeugd?
  • Hoe gedroegen jeugdigen zich?
  • Hoe reageerden hun ouders daarop?
  • Naar welke muziek werd er geluisterd?
  • Welke kleding werd er gedragen?
  • Wat wordt er bedoeld met 'flowerpowertijd' en met 'love en peace'?
  • Etc.

Door de vele vragen van de kinderen belooft de juffrouw dat zij over de sixties materialen zal verzamelen en zal voorzien van een aantal onderzoeksopdrachten voor het maken van een werkstuk.

Een week later kunnen de kinderen aan de opdracht beginnen. De juffrouw heeft CD's mee naar school genomen. Zachtjes wordt de muziek gedraaid. In groepjes zitten de kinderen te werken. Ieder groepje heeft van de tafel van de juf een opdrachtkaart met daarbij behorende materialen opgehaald. Het materiaal komt uit het documentatiecentrum van de schoolbibliotheek en van internet. Er wordt door de kinderen hard gewerkt, want ze moeten binnenkort aan elkaar verslag uitbrengen.


Toelichting: Tijdsaanduiding

Bij begrippen die de tijd aanduiden gaat het om verwijzingen wanneer iets gebeurt: nu, straks, toen, toen ik jong was, als ik volwassen ben, enzovoort.

Toelichting: Tijdsindeling

Bij tijdsindeling gaat het om de onderverdeling van een periode (dag, week, maand, jaar, eeuw) in delen: uren, ochtend, middag (dag), dagen (week), maanden, seizoenen (jaar), enzovoort.

Toelichting: Tijdsbesef

Bij oriëntatie in de tijd leren kinderen de tijd te ordenen. Kinderen leren begrippen en kunnen deze begrippen gebruiken.
De oriëntatie in tijd kent drie accenten:

  • biologisch tijdsbesef;
  • dagelijks tijdsbesef;
  • historisch tijdsbesef.

De ontwikkeling van tijdsbesef gaat in bovenstaande volgorde, waarbij de accenten in elkaar overvloeien. Begrip voor 'tijd' is sterk gebonden aan de ontwikkelingspsychologische leeftijd van kinderen. In het besef dat het begrip tijd vooral spelenderwijs aan bod dient te komen, moet daarnaast tijdens de lessen en in gesprekken met kinderen bewust aandacht besteed worden aan het begrip tijd.
Kenmerkend voor het biologische tijdsbesef is het steeds terugkerende, dus cyclische karakter van tijd.
Het dagelijks tijdsbesef is gebaseerd op het biologische tijdsbesef. Het dagelijks tijdsbesef kent de gehanteerde begrippen over tijd en tijdmeting.
Naast het cyclische karakter van tijd bestaat ook nog het lineaire karakter van tijd. Het lineaire legt de nadruk op het eenmalige, het unieke. Voor kinderen heeft het lineaire twee betekenissen:

  • Kinderen ontdekken dat wat gebeurd is, voorbij is en niet meer terug kan komen;
  • Tevens ontdekken ze dat ze zelf ook deel uitmaken van heden, verleden en toekomst. Kinderen ontdekken dus hun eigen historiciteit. Veelal vindt deze ontdekking reeds plaats op een leeftijd tussen de vijf en zeven jaar.

Dit lineaire tijdsbesef noemen we het historische tijdsbesef.