Oriëntatie op jezelf en de wereld - Tijd - kerndoel 51 - Groep 3 en 4 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.


Groep 3 en 4


Wat doen de kinderen?

Bij tijdsaanduiding en tijdsindeling

  • De kinderen oriënteren zich in de tijd en de tijdsindeling.
  • Ze leren hoe een dag, een week, een maand en een jaar zijn ingedeeld.
  • Ze leren namen te geven aan die indeling: namen van dagen en maanden.
  • Ze leren jaren aan te geven met getallen.
  • Ze weten hoe oud ze zijn en weten in welk jaar ze geboren zijn.
  • De kinderen kunnen omgaan met het begrip datum.
  • Ze gebruiken in gesprek bijwoorden van tijd: toen, daarna, eerst, later, etc.
  • Ze leren de volgorde in de dagen en maanden.
  • Ze leren klokkijken.
  • Ze leren een kalender te gebruiken.

Bij informatie over heden en verleden en historische bronnen

  • De kinderen brengen oude voorwerpen van thuis mee en vertellen hierover.
  • Ze praten over oude gebouwen in hun omgeving; ze merken de verschillen op met nieuwe gebouwen.
  • Ze kijken/lezen prentenboeken over het verleden en kijken daarbij goed naar de afbeeldingen.
  • Ze vertellen elkaar verhalen over zichzelf toen ze zelf nog heel klein waren.
  • De kinderen luisteren naar en praten met elkaar over oude gewoontes en gebruiken (spelletjes, vrijetijdsbesteding, feesten, kleding, gebruiken op speciale (feest)dagen).
  • Ze spreken over veranderingen in het huiselijke leven (zoals manieren om je huis te verwarmen, manieren om vuur te maken, manieren om voor verlichting te zorgen, vormen van wonen); (Voorbeeld reeks: vuur, tondeldoos, lucifer, aansteker).
  • Ze stellen vragen aan oudere mensen als 'historische bron', bijv:
    • Wat deed u vroeger, ‘s avonds na het eten?
    • Waarom staat er een haan op de kerktoren?

Toelichting: Tijdsaanduiding

Bij begrippen die de tijd aanduiden gaat het om verwijzingen wanneer iets gebeurt: nu, straks, toen, toen ik jong was, als ik volwassen ben, enzovoort.

Toelichting: Tijdsindeling

Bij tijdsindeling gaat het om de onderverdeling van een periode (dag, week, maand, jaar, eeuw) in delen: uren, ochtend, middag (dag), dagen (week), maanden, seizoenen (jaar), enzovoort.

Toelichting: Tijdsbesef

Bij oriëntatie in de tijd leren kinderen de tijd te ordenen. Kinderen leren begrippen en kunnen deze begrippen gebruiken.
De oriëntatie in tijd kent drie accenten:

  • biologisch tijdsbesef;
  • dagelijks tijdsbesef;
  • historisch tijdsbesef.

De ontwikkeling van tijdsbesef gaat in bovenstaande volgorde, waarbij de accenten in elkaar overvloeien. Begrip voor 'tijd' is sterk gebonden aan de ontwikkelingspsychologische leeftijd van kinderen. In het besef dat het begrip tijd vooral spelenderwijs aan bod dient te komen, moet daarnaast tijdens de lessen en in gesprekken met kinderen bewust aandacht besteed worden aan het begrip tijd.
Kenmerkend voor het biologische tijdsbesef is het steeds terugkerende, dus cyclische karakter van tijd.
Het dagelijks tijdsbesef is gebaseerd op het biologische tijdsbesef. Het dagelijks tijdsbesef kent de gehanteerde begrippen over tijd en tijdmeting.
Naast het cyclische karakter van tijd bestaat ook nog het lineaire karakter van tijd. Het lineaire legt de nadruk op het eenmalige, het unieke. Voor kinderen heeft het lineaire twee betekenissen:

  • Kinderen ontdekken dat wat gebeurd is, voorbij is en niet meer terug kan komen;
  • Tevens ontdekken ze dat ze zelf ook deel uitmaken van heden, verleden en toekomst. Kinderen ontdekken dus hun eigen historiciteit. Veelal vindt deze ontdekking reeds plaats op een leeftijd tussen de vijf en zeven jaar.

Dit lineaire tijdsbesef noemen we het historische tijdsbesef.