Oriëntatie op jezelf en de wereld - Tijd - kerndoel 51 - Groep 3 en 4 - Doorkijkje


De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.


Groep 3 en 4


Doorkijkjes

Bij tijdsaanduiding en tijdsindeling -  Een verjaardagstijdbalk

In de klas van meester Jan hangt een touw met twaalf knopen die de maanden van het jaar voorstellen. Aan dit touw hangen in de maand van hun verjaardag de foto's van alle kinderen.

Bij informatie over heden en verleden - Oude voorwerpen

Meester Albert van groep 4 gaat aan de kinderen vragen om oude voorwerpen mee naar school te nemen en daarover iets te vertellen. Als voorbeeld heeft hij zelf alvast een platenspeler meegebracht. Weten de kinderen wat het is en hoe oud deze is?

De volgende les hebben verschillende kinderen iets meegebracht. Als Richard met een groot pakket onder zijn arm naar voren loopt, zitten de kinderen doodstil. Hij pakt het voorwerp uit en de kinderen zien een ronde koperen bak met daaraan een oude houten steel. Een gedeelte van de bak kan via een soort van schanier geopend worden. De kinderen zijn stomverbaasd. Wat heeft Richard nu meegebracht? De leraar vraagt of iemand weet wat het voorwerp is en waarvoor het vroeger gebruikt werd. Niemand weet het. Richard moet nu vertellen wat het voorwerp is. Hij vertelt dat het voorwerp een oude kinderbeddenpan is. Vroeger werden bedden door middel van hete kolen in een beddenpan -voor het naar bed gaan- verwarmd. Het is dus een voorloper van de huidige elektrische deken.

Na Richard is Klaartje aan de beurt. Zij heeft een oud strijkijzer meegebracht.


Toelichting: Tijdsaanduiding

Bij begrippen die de tijd aanduiden gaat het om verwijzingen wanneer iets gebeurt: nu, straks, toen, toen ik jong was, als ik volwassen ben, enzovoort.

Toelichting: Tijdsindeling

Bij tijdsindeling gaat het om de onderverdeling van een periode (dag, week, maand, jaar, eeuw) in delen: uren, ochtend, middag (dag), dagen (week), maanden, seizoenen (jaar), enzovoort.

Toelichting: Tijdsbesef

Bij oriëntatie in de tijd leren kinderen de tijd te ordenen. Kinderen leren begrippen en kunnen deze begrippen gebruiken.
De oriëntatie in tijd kent drie accenten:

  • biologisch tijdsbesef;
  • dagelijks tijdsbesef;
  • historisch tijdsbesef.

De ontwikkeling van tijdsbesef gaat in bovenstaande volgorde, waarbij de accenten in elkaar overvloeien. Begrip voor 'tijd' is sterk gebonden aan de ontwikkelingspsychologische leeftijd van kinderen. In het besef dat het begrip tijd vooral spelenderwijs aan bod dient te komen, moet daarnaast tijdens de lessen en in gesprekken met kinderen bewust aandacht besteed worden aan het begrip tijd.
Kenmerkend voor het biologische tijdsbesef is het steeds terugkerende, dus cyclische karakter van tijd.
Het dagelijks tijdsbesef is gebaseerd op het biologische tijdsbesef. Het dagelijks tijdsbesef kent de gehanteerde begrippen over tijd en tijdmeting.
Naast het cyclische karakter van tijd bestaat ook nog het lineaire karakter van tijd. Het lineaire legt de nadruk op het eenmalige, het unieke. Voor kinderen heeft het lineaire twee betekenissen:

  • Kinderen ontdekken dat wat gebeurd is, voorbij is en niet meer terug kan komen;
  • Tevens ontdekken ze dat ze zelf ook deel uitmaken van heden, verleden en toekomst. Kinderen ontdekken dus hun eigen historiciteit. Veelal vindt deze ontdekking reeds plaats op een leeftijd tussen de vijf en zeven jaar.

Dit lineaire tijdsbesef noemen we het historische tijdsbesef.