Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 45 - Groep 5 en 6 - Doorkijkje


De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.


Groep 5 en 6


Doorkijkje

Een Middeleeuwse stad

In het videofragment werken kinderen aan de bouw van een middeleeuwse stad. Tijdens de geschiedenislessen staan de Middeleeuwen centraal. De leraar vraagt de kinderen in groepjes een lijst te maken van dingen en voorzieningen die er tijdens de Middeleeuwen waren. De kinderen maken daarbij gebruik van informatiemateriaal (folders, boeken, internet) over hoe steden er vroeger uitzagen. Zo komen ze tot een lijst met gebouwen en voorzieningen die er vroeger in een stad stonden. Ze zoeken ook uit hoe de (water-)wegen in de stad liepen. En ze kijken ook naar hoe en waarmee de huizen gebouwd werden.

Met behulp van deze informatie gaat een groepje kinderen aan de slag om een plattegrond te maken; andere groepjes bouwen op schaal (zodat het op de plattegrond past) huizen, boerderijen, een kerk, een waag, een kasteel en bruggen uit de Middeleeuwen na.

Ten slotte worden alle bouwwerken op de plattegrond geplaatst en krijgt de stad een naam. De ouders komen de stad bewonderen en krijgen uitleg over de stad van de kinderen.


Toelichting: Verbindingen

Bij Lego en K'nex worden de bouwelementen aan elkaar geklikt. Bij houten blokken kan lijm ('specie') gebruikt worden om stevigheid te verkrijgen. Ook met nietjes, bouten en moeren, spijkers en schroeven kunnen verbindingen worden gemaakt. Onderdelen van tassen en kleding zitten met draad in elkaar. Andere vormen van verbindingen zijn knijpers, scharnieren, punaises, veters en ritsen.

Toelichting: Constructieprincipes

Bij constructies gaat het om stevigheid en stabiliteit. Als blokken of Legostenen gestapeld worden dan is het bouwwerk minder stabiel en stevig dan wanneer de blokken of stenen in verband worden gelegd. Constructies van driehoeken zijn steviger dan die van vierhoeken. Sommige materialen zijn zelf al stevig. Door papier op te rollen of te vouwen verkrijgt het ook stevigheid. Ook bogen kunnen gebruikt worden om iets stevig te maken (boogbrug).

Toelichting: Bewegings- en overbrengingsprincipes

Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar.
Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen.
Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.

Toelichting: Energiebronnen

Om iets te laten bewegen kan gebruik worden gemaakt van het eigen lichaam: duwen, optillen, trekken, drukken, trappen. Ook wind, water, elektriciteit, zon en batterijen kunnen daarvoor worden gebruikt. Batterijen kunnen ook zorgen voor verlichting en geluid. Met gas of hout kan iets worden verwarmd.