Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 43 - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind.


Groep 1 en 2


Doorkijkje

Wat is weer?

In de klas staan drie kijktafels over het weer die gedurende de afgelopen drie weken zijn opgebouwd. Een tafel voor de zon en alles wat met temperatuur te maken heeft, een tafel voor wind en een tafel voor bewolking en regen. Op deze laatste tafel liggen bijvoorbeeld:

  • regenattributen: paraplu, laarzen, regenkleding, regenkapje;
  • woordkaartjes, zowel bij de regenattributen als voor soorten regen: motregen, bui, stortbui en van regenboog (de kinderen hebben die woorden nagestempeld in hun weerboekjes);
  • een dennenappel als natuurlijke regenmeter (hij sluit als het gaat regenen).

Er is in die weken ook gepraat over hoe regen ontstaat, over verschillende soorten wolken en over mist.

In deze vierde week gaan de kinderen iedere dag in een schema invullen wat voor weer het die dag is.

Voor zowel de temperatuur, de regen als de wind heeft juffrouw Ria vier tekeningetjes op het bord gezet. Voor de temperatuur zijn dat:

  • een stralend zonnetje (erg warm);
  • een kleiner zonnetje (warm);
  • een zonnetje dat net niet achter de wolken zit (koel);
  • wolken zonder zonnetje (koud).

De temperatuur van vandaag typeren de kinderen als warm. De juf tekent het kleine zonnetje in het hokje voor 'temperatuur' bij vandaag. Daarna vullen ze de hokjes bij 'regen' en 'wind' in.


Toelichting: Landschap

Alles om ons heen is landschap. Een veel gehanteerde tweedeling is:

Natuurlandschap:
een landschap dat (vooral) gevormd is door processen in de natuur, bijvoorbeeld een rivierenlandschap, een hooggebergtelandschap. Het enige (nog echte, zegt men), natuurlandschap in Nederland is het waddenlandschap.

Cultuurlandschap:
een landschap dat gevormd is door ingrijpen van de mens, bijvoorbeeld een stads-/dorpslandschap, een droogmakerij/IJsselmeerpolder, ingedijkt land, enzovoort.

Eigenlijk is er in Nederland altijd sprake van een combinatie van beiden, bijvoorbeeld een es- en brinkdorplandschap op een stuwwallenlandschap of een polder (landschap) op een veen- of zeekleilandschap.