Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 40 - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.


Groep 1 en 2


Doorkijkje:

Kikkerdril in de klas

Een van de kinderen heeft kikkerdril meegenomen. Het komt uit een slootje vlakbij de school. Juffrouw Mathilde laat de kinderen het kikkerdril zien, ze laat het ruiken en de kinderen mogen er voorzichtig aan voelen. In de grote kring bespreken ze wat ze er mee gaan doen. Ze doen het nu in een emmer water, maar één van de kinderen zal thuis vragen of ze het lege aquarium mee mag nemen. Dan kunnen ze goed zien wat er gaat gebeuren. Ook regelt de juf met de kinderen de verzorging van het kikkerdril en kikkertjes: Welk voer is nodig? Wie zorgt ervoor? Wie voert ze? Mathilde gaat met de groep met een thema rond de kikkerdril aan de slag. Ze maakt voor de komende weken een aandachtstafel met (informatieve) boeken en platen over kikkers, speelgoedkikkers, etc. Hier legt ze onder andere de boeken over Kikker en pad (A. Lobel) en Kikker (M. Velthuijs) neer. Verder zoekt ze op internet naar een schooltv-uitzending over dit onderwerp.

De volgende dag praat juffrouw Mathilde in kleine kring met de kinderen over kikkerdril: Weten ze wat het is? En wat er de komende weken gebeurt met het kikkerdril? De meeste kinderen vinden het een beetje vies en glibberig, maar ook wel interessant. Ze spreken af dat er regelmatig foto's worden gemaakt van het kikkerdril, de dikkopjes en de jonge kikkertjes. Dan kunnen ze zien wat er gaat veranderen.

Er zijn verschillende activiteiten rond kikkers gepland. Naast tekenen en knutselen is er aandacht voor tijdens de dramalessen. De juf laat de kinderen eerst 'kikkerdril' zijn, vervolgens zwemmen als dikkopjes, eerst zonder pootjes, later met alleen achterpootjes, daarna met voor- en achterpootjes, totdat ze kunnen springen.

Als de dikkopjes kleine kikkertjes zijn geworden gaan ze uit het aquarium springen. De juffrouw brengt de kikkertjes samen met de kinderen terug naar de plek waar ze als kikkerdril gevonden zijn. Terug in de klas gaat ze met de kinderen aan de hand van de foto's van 'kikkerdril >> dikkopje >> kikkertje' praten over jong en oud, groei en ontwikkeling, met als doel de kinderen te laten beseffen dat ook zij groter en ouder worden en dat 'grote mensen' vroeger klein en kind zijn geweest.


Toelichting: Zoekkaarten

Met zoekkaarten kunnen kinderen aan de hand van kenmerken zelfstandig de naam van kleine beestjes, spinnen of planten opzoeken (determineren). Zoekkaarten zijn te bestellen bij www.veldwerknederland.nl.

Toelichting: Biotoop

Een biotoop is een omgeving waar bepaalde planten en dieren voorkomen. Een voorbeeld van een biotoop zijn de duinen. Daarin komen bijvoorbeeld konijnen, vossen, reeën, padden, duindoorns, duinroosjes en helmgras voor. Andere biotopen in Nederland zijn het bos, de wei, de heide en het akkerland.

Toelichting: Voedselkringloop

Een voedselkringloop is kringloop van soorten planten, dieren, bacteriën en schimmels, waarbij de ene soort de andere eet, die ook weer als voedsel kan dienen voor weer andere soorten in de kringloop (eten en gegeten worden).

Toelichting: Levensgemeenschap

Een levensgemeenschap bestaat uit verschillende planten en dieren die iets met elkaar te maken hebben. Tot de levensgemeenschap van een boom behoren bijvoorbeeld de insecten en spinnen, die op de bladeren, takken of net onder de bast zitten. Maar ook de vogels zoals de specht of boomkruiper, die die beestjes opeet, de vleermuizen die er hun rustplaats hebben, de klimop die langs de bast omhoog kruipt en de wormen, die in de grond tussen de wortels leven en de bijen die nectar uit de bloemen halen.

Toelichting: Kikkerdril

Hoewel kikkers beschermd zijn, mag kikkerdril worden gebruikt ten behoeve van het onderwijs.

Toelichting: Nervatuur

Met nervatuur worden de nerven van een blad bedoeld. De nervatuur kan verschillend zijn. De belangrijkste zijn:

  • veernervig: een hoofdnerf met zijnerven (eik, beuk);
  • handnervig: nerven ontspringen vanuit een punt (kastanje);
  • parallelnervig: nerven lopen naast elkaar (tulp, lelie).

Voor een verdere indeling kun je het beste een flora gebruiken.

Toelichting: Bladranden

Bladranden zijn ook verschillend. Ze kunnen glad of gekarteld zijn, gegolfd of gezaagd. Laat kinderen zelf namen bedenken bij de de bladranden.

Toelichting: Gedaanteverwisseling

Bepaalde dieren maken tijdens hun leven een ontwikkeling door, waarin hun uiterlijk (gedaante) enkele malen duidelijk verandert, bijvoorbeeld: ei → rups → pop → vlinder.

Toelichting: Levenscyclus

Vlinders (evenals kikkers) ondergaan tijdens hun levenscyclus een gedaanteverwisseling. Een vlinder legt eitjes, de eitjes worden rupsen en de rupsen verpoppen zich. De pop ontwikkelt zich tot een vlinder, waarna de cyclus opnieuw start.

U kunt met kinderen de ontwikkeling van vlinders observeren. Kijk voor het bestellen van poppen en eitjes en andere lesactiviteiten op www.vlinderstichting.nl.

Toelichting: Organismen

Organismen zijn in te delen in vier categorieën:

  • planten;
  • dieren;
  • schimmels;
  • bacteriën.

Bij natuur in het basisonderwijs komen van deze vier categorieën de planten, dieren en paddestoelen (verschijningsvorm van schimmels) in alle groepen aan de orde, en schimmels en bacteriën alleen in de bovenbouw als er gesproken wordt over de voedselkringloop.

Toelichting: Hoofdgroepen in het dierenrijk

De hoofdgroepen in het dierenrijk zijn als volgt in te delen.
Er is sprake van gewervelde en ongewervelde dieren.
De gewervelde dieren hebben een inwendig skelet en zijn in te delen in:

  • zoogdieren (haren, vier ledematen);
  • vogels (veren, vier ledematen: twee poten, twee vleugels);
  • reptielen (schubben, vier ledematen, longen);
  • amfibieën (kale huid, vier ledematen, kieuwen als jong, later longen);
  • vissen (schubben, vinnen, kieuwen).

De ongewervelde dieren hebben geen inwendig skelet, maar soms een uitwendig skelet.

De kleine diertjes in de schoolomgeving horen doorgaans tot de volgende groepen:

  • geleedpotigen, waaronder de spinnen (4 paar poten), de insecten (3 paar poten), de kreeftachtigen (5 paar poten) en de duizendpoten (2 paar poten per segment);
  • wormen;
  • weekdieren (slakken, schelpen).

Toelichting: Hoofdgroepen in het plantenrijk

Planten zijn in te delen in de hoofdgroepen:

  • wieren (onderverdeeld in eencellige wieren: algen en meercellige wieren: draadvormige wieren);
  • mossen;
  • paardenstaarten;
  • varens;
  • zaadplanten (onderverdeeld in naaktzadigen: coniferen en bedektzadigen: bloemplanten).

Toelichting: Verspreiding van planten

Planten verspreiden hun zaden op verschillende manieren, via:

  • dieren: uitwerpselen van vogels die bessen hebben gegeten of doordat vogels en andere dieren zaden in de grond verstoppen (Vlaamse gaai, eekhoorn) of doordat zaden kleven aan de vacht van dieren (kleefkruid);
  • de wind (paardebloem, esdoorn);
  • het water (gele lis, kokosnoot);
  • eigen kracht (springzaad).

Toelichting: Voedselkringlopen

Een voedselkringloop is kringloop van soorten planten, dieren, bacteriën en schimmels, waarbij de ene soort de andere eet, die ook weer als voedsel kan dienen voor weer andere soorten in de kringloop (eten en gegeten worden).