Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 40


De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

Toelichting en verantwoording

verscheidenheid en eenheid Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • er is een verscheidenheid aan organismen: planten, dieren, mensen, schimmels (paddenstoelen)
  • van elkaar verschillende organismen hebben dezelfde functionele onderdelen
  • planten veranderen met de seizoenen
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • (delen van) planten en dieren hebben verschillende kenmerken, zoals vorm, kleur, geur
  • dieren zijn op basis van overeenkomstige kenmerken in te delen in de hoofdgroepen: zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, insecten en spinnen
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • planten en dieren zijn op basis van kenmerken in te delen in soorten
  • planten zijn in te delen in de hoofdgroepen: wieren, mossen, paardenstaarten, varens en zaadplanten
  • eigenschappen en kenmerken van organismen passen bij de omgeving waarin ze leven (schutkleur, vorm)
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • eigenschappen en kenmerken van organismen worden overgeërfd

instandhouding Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • mensen en dieren hebben voeding nodig
  • mensen, planten en dieren hebben ruimte nodig om te leven
  • mensen, planten en dieren planten zich voort
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • mensen en dieren hebben water, voedsel en beschutting nodig
  • planten hebben voor groei en ontwikkeling voedsel, water, licht en de juiste temperatuur nodig
  • planten en dieren doorlopen verschillende ontwikkelingsstadia
  • planten en dieren passen zich aan aan de seizoenen
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • soortkenmerken worden doorgegeven aan nakomelingen
  • sommige delen van het lichaam hebben een beschermende functie
  • sommige diersoorten vertonen gedaanteverwisseling
  • onderdelen van een plant kunnen uitgroeien tot nieuwe individuen
  • vorm van verspreiding bij planten hangt samen met omgeving
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • voedsel en water zijn nodig voor opbouw, handhaving, herstel en energie
  • leven in sociaal verband verhoogt de levenskansen van mensen en sommige diersoorten
  • bloemvormen passen bij manieren van bestuiven

relatie met de omgeving Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • mensen, dieren en planten moeten worden verzorgd
  • de omgeving levert organismen voedsel en leefruimte
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • het voedsel van mens en dier komt van plant en/of dier
  • de omgeving biedt organismen voedsel, water, licht en leefruimte
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • organismen hebben bepaalde relaties in voedselketens
  • een biotoop kenmerkt zich door de aanwezigheid van bepaalde planten en dieren
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • micro-organismen zorgen voor gisting, bederf en vertering van dode (delen van) organismen
  • planten, dieren, schimmels en bacteriën spelen een rol in voedselkringlopen
  • omgevingsfactoren bepalen het voorkomen van organismen op een bepaalde plaats
  • verschillende organismen vormen samen een levensgemeenschap
  • mensen beheren gewassen en huisdieren met een bepaald doel

Toelichting: Zoekkaarten

Met zoekkaarten kunnen kinderen aan de hand van kenmerken zelfstandig de naam van kleine beestjes, spinnen of planten opzoeken (determineren). Zoekkaarten zijn te bestellen bij www.veldwerknederland.nl.

Toelichting: Biotoop

Een biotoop is een omgeving waar bepaalde planten en dieren voorkomen. Een voorbeeld van een biotoop zijn de duinen. Daarin komen bijvoorbeeld konijnen, vossen, reeën, padden, duindoorns, duinroosjes en helmgras voor. Andere biotopen in Nederland zijn het bos, de wei, de heide en het akkerland.

Toelichting: Voedselkringloop

Een voedselkringloop is kringloop van soorten planten, dieren, bacteriën en schimmels, waarbij de ene soort de andere eet, die ook weer als voedsel kan dienen voor weer andere soorten in de kringloop (eten en gegeten worden).

Toelichting: Levensgemeenschap

Een levensgemeenschap bestaat uit verschillende planten en dieren die iets met elkaar te maken hebben. Tot de levensgemeenschap van een boom behoren bijvoorbeeld de insecten en spinnen, die op de bladeren, takken of net onder de bast zitten. Maar ook de vogels zoals de specht of boomkruiper, die die beestjes opeet, de vleermuizen die er hun rustplaats hebben, de klimop die langs de bast omhoog kruipt en de wormen, die in de grond tussen de wortels leven en de bijen die nectar uit de bloemen halen.

Toelichting: Kikkerdril

Hoewel kikkers beschermd zijn, mag kikkerdril worden gebruikt ten behoeve van het onderwijs.

Toelichting: Nervatuur

Met nervatuur worden de nerven van een blad bedoeld. De nervatuur kan verschillend zijn. De belangrijkste zijn:

  • veernervig: een hoofdnerf met zijnerven (eik, beuk);
  • handnervig: nerven ontspringen vanuit een punt (kastanje);
  • parallelnervig: nerven lopen naast elkaar (tulp, lelie).

Voor een verdere indeling kun je het beste een flora gebruiken.

Toelichting: Bladranden

Bladranden zijn ook verschillend. Ze kunnen glad of gekarteld zijn, gegolfd of gezaagd. Laat kinderen zelf namen bedenken bij de de bladranden.

Toelichting: Gedaanteverwisseling

Bepaalde dieren maken tijdens hun leven een ontwikkeling door, waarin hun uiterlijk (gedaante) enkele malen duidelijk verandert, bijvoorbeeld: ei → rups → pop → vlinder.

Toelichting: Levenscyclus

Vlinders (evenals kikkers) ondergaan tijdens hun levenscyclus een gedaanteverwisseling. Een vlinder legt eitjes, de eitjes worden rupsen en de rupsen verpoppen zich. De pop ontwikkelt zich tot een vlinder, waarna de cyclus opnieuw start.

U kunt met kinderen de ontwikkeling van vlinders observeren. Kijk voor het bestellen van poppen en eitjes en andere lesactiviteiten op www.vlinderstichting.nl.

Toelichting: Organismen

Organismen zijn in te delen in vier categorieën:

  • planten;
  • dieren;
  • schimmels;
  • bacteriën.

Bij natuur in het basisonderwijs komen van deze vier categorieën de planten, dieren en paddestoelen (verschijningsvorm van schimmels) in alle groepen aan de orde, en schimmels en bacteriën alleen in de bovenbouw als er gesproken wordt over de voedselkringloop.

Toelichting: Hoofdgroepen in het dierenrijk

De hoofdgroepen in het dierenrijk zijn als volgt in te delen.
Er is sprake van gewervelde en ongewervelde dieren.
De gewervelde dieren hebben een inwendig skelet en zijn in te delen in:

  • zoogdieren (haren, vier ledematen);
  • vogels (veren, vier ledematen: twee poten, twee vleugels);
  • reptielen (schubben, vier ledematen, longen);
  • amfibieën (kale huid, vier ledematen, kieuwen als jong, later longen);
  • vissen (schubben, vinnen, kieuwen).

De ongewervelde dieren hebben geen inwendig skelet, maar soms een uitwendig skelet.

De kleine diertjes in de schoolomgeving horen doorgaans tot de volgende groepen:

  • geleedpotigen, waaronder de spinnen (4 paar poten), de insecten (3 paar poten), de kreeftachtigen (5 paar poten) en de duizendpoten (2 paar poten per segment);
  • wormen;
  • weekdieren (slakken, schelpen).

Toelichting: Hoofdgroepen in het plantenrijk

Planten zijn in te delen in de hoofdgroepen:

  • wieren (onderverdeeld in eencellige wieren: algen en meercellige wieren: draadvormige wieren);
  • mossen;
  • paardenstaarten;
  • varens;
  • zaadplanten (onderverdeeld in naaktzadigen: coniferen en bedektzadigen: bloemplanten).

Toelichting: Verspreiding van planten

Planten verspreiden hun zaden op verschillende manieren, via:

  • dieren: uitwerpselen van vogels die bessen hebben gegeten of doordat vogels en andere dieren zaden in de grond verstoppen (Vlaamse gaai, eekhoorn) of doordat zaden kleven aan de vacht van dieren (kleefkruid);
  • de wind (paardebloem, esdoorn);
  • het water (gele lis, kokosnoot);
  • eigen kracht (springzaad).

Toelichting: Voedselkringlopen

Een voedselkringloop is kringloop van soorten planten, dieren, bacteriën en schimmels, waarbij de ene soort de andere eet, die ook weer als voedsel kan dienen voor weer andere soorten in de kringloop (eten en gegeten worden).