Oriëntatie op jezelf en de wereld - Mens en samenleving - kerndoel 35 - Groep 7 en 8 - Doorkijkje


De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.


Groep 7 en 8


Bij verkeer - Mijn nieuwe school

In tweetallen gaan de kinderen op onderzoek uit naar mogelijke routes van huis naar hun toekomstige school. Kinderen die naar dezelfde middelbare school of dezelfde richting uitgaan, werken samen.

Voor het onderzoek krijgen de groepjes de volgende opdrachten:

  • Zoek op internet naar een plattegrond of kaart waarop zowel jouw huis als de school staat weergegeven. Maak hiervan een kopie en bewaar deze als een afbeelding in je eigen map op de computer.
  • Bekijk de kaart goed. Bepaal en teken een geschikte route van huis naar school.
  • Geef met een rood cirkeltje de volgens jou moeilijke situaties en gevaarlijke punten aan. Maak hier op een ander moment foto's van.
  • Schrijf op waarom dit een moeilijke/gevaarlijke situatie is. Waar moet je op letten? Hoe zou je het kunnen oplossen? Moet je er persé langs of is er een veiliger route? Zo ja, geef deze ook op de plattegrond aan.
  • Kies samen een situatie die je in de hele groep wilt bespreken. Geef duidelijk aan wat je precies wilt weten of waarover je wilt praten.
  • Maak een digitale presentatie met je routekaart en de foto's.

Na een afgesproken tijd worden de gekozen situaties onder de loep genomen. De meester gebruikt hiervoor het digitale schoolbord. Hierop laten sommige kinderen de kaart zien waarbij ze hun route tussen huis en school intekenen en illustreren met behulp van de foto's.

Bron: Houterman, K. e.a. (2002). Sociale redzaamheid en gezond gedrag: Veilig en wel. Enschede: SLO.

Bij consumentengedrag - Zakgeld

Vandaag gaat het over zakgeld. Meester Nico geeft alle kinderen een briefje met de vraag hierop te schrijven hoe vaak je zakgeld krijgt en hoeveel je krijgt. De kinderen hoeven er geen naam bij te zetten. Als alle briefjes zijn ingeleverd schrijft de meester alle bedragen op het bord. Daarnaast schrijft hij ook de bedragen van landelijke zakgeldcijfers die het NIBUD geeft. Nu kunnen deze cijfers vergeleken worden met die van de groep. In het gesprek hierover hoeven de kinderen die dat niet willen, geen informatie over hun zakgeld te geven.

Tijdens het gesprek komen de volgende vragen aan de orde:

  • Heeft de groep meer of minder zakgeld dan het landelijk gemiddelde?
  • Krijg je zakgeld op een vaste dag? Krijg je altijd hetzelfde bedrag?
  • Wat doe je met je zakgeld?
  • Mag je helemaal zelf weten wat je met je zakgeld doet?
  • Zijn er vaste dingen die je ervan moet doen/doet?
    (Nb: deze vraag is in het bijzonder gericht op de kinderen die ogenschijnlijk veel meer krijgen dan andere kinderen)
  • Heb je afspraken met je ouders over hoe je je zakgeld besteedt? Welke?
  • Koop je vaak iets ineens? Denk je goed na voor je je zakgeld uitgeeft?
  • Spaar je ergens voor? Hoe?
  • Heb je wel eens zakgeldverhoging gehad?
  • Vind je dat je goed met je zakgeld omgaat? Waarom denk je dat?
  • Hoe kun je aan meer geld komen?

Bron: Houterman, K. e.a. (2002). Sociale redzaamheid en gezond gedrag: Kieswijzer. Enschede: SLO.