Nederlands - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 5 - Groep 3 en 4 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.


Groep 3 en 4


Wat doet de leraar?

  • De leraar zorgt voor een stimulerende schrijfomgeving met een rijk en gevarieerd aanbod aan materialen:
    • in de klas zijn veel voorbeelden van geschreven taal (bijv. eigen teksten van kinderen, nieuwsbord, labels);
    • computer
  • De leraar vertoont voorbeeldgedrag: maakt bijvoorbeeld regelmatig in het bijzijn van kinderen notities, schrijft eigen nieuwtjes, schrijft de dagplanning op het bord, houdt een klassendagboek bij. Zij doet hierbij hardop denkend voor hoe zij een tekst schrijft. Zij doet bijvoorbeeld voor hoe zij een geschikte titel verzint, hoe zij een pakkend begin en een boeiend slot bedenkt.
  • Zij schrijft ook samen met de kinderen. De kinderen bedenken de zinnen en zij schrijft ze op het bord of op een groot vel papier terwijl de kinderen kijken. Zij schrijft zoveel mogelijk letterlijk op wat de kinderen aandragen. Fouten in de zinsconstructies verbetert zij onopvallend. Zij geeft hierbij ondersteunende suggesties als ‘Zullen we dat zo zeggen? Dat klinkt nog beter.’ Wat er op het bord komt te staan, moet een goed lopend verhaal zijn met goede zinnen.
  • De leraar geeft kinderen veel gelegenheid tot schrijven. Naast georganiseerde schrijfopdrachten, krijgen kinderen ook de ruimte voor vrij schrijven, dat wil zeggen schrijven in spontane en weinig gestuurde situaties. Kinderen schrijven bijvoorbeeld e-mails of brieven. Zij creëert betekenisvolle schrijfaanleidingen of grijpt ze aan, zoals: de geboorte van een broertje of zusje; kinderen schrijven een geboortekaartje, een wenskaart of een eigen verhaal.
  • De leraar begeleidt de kinderen tijdens de fase van het plannen. Zij stelt met de kinderen vast over welk onderwerp ze gaan schrijven.
  • Zij maakt de kinderen bewust van een schrijfdoel en een lezerspubliek.
  • Zij zorgt voor activiteiten waarin kinderen geprikkeld worden tot schrijven en ideeën opdoen voor hun schrijfonderwerp (praten, kijken, tekenen, lezen, luisteren, schrijven).
  • De leraar begeleidt de kinderen tijdens het schrijven. Zij praat tussentijds met ze en geeft tips. Zij stelt vragen over de schrijfaanpak en probeert de kinderen op verdere ideeën te brengen over de inhoud.
  • Zij schept ruimte voor tekstbesprekingen waarin de eerste versies van teksten besproken worden.
  • Zij geeft kinderen veel gelegenheid om hun teksten te herschrijven.
  • Zij laat de kinderen ook regelmatig met z’n tweeën een tekst schrijven.
  • Zij helpt kinderen met de juiste spelling en interpunctie.
  • Zij reflecteert met de kinderen na afloop van het schrijven op het schrijfproces en het schrijfproduct.