Nederlands - Mondeling onderwijs - kerndoel 2
De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren.
GEBRUIK Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;
Inhoud voor: groep 1 en 2
- spreekdoelen hebben vooral betrekking op ontspanning/amuseren en ook op informeren en instrueren, in informele situaties
- bij het spreken worden zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties gebruikt; ze zijn contextafhankelijk: hier en nu
- gespreksregels hebben vooral betrekking op niet voor de beurt spreken
Inhoud voor: groep 3 en 4
- spreekdoelen hebben vooral betrekking op ontspanning/amuseren, informeren en instrueren, vooral in informele situaties en soms in vertrouwde formelere situaties
- bij het spreken worden zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties gebruikt; ze zijn redelijk contextafhankelijk: hier en nu, nabije omgeving en nabije toekomst/verleden
- als groep 1/2 +
- bij het onderwerp blijven
- niet door elkaar praten
Inhoud voor: groep 5 en 6
- spreekdoelen hebben vooral betrekking op informeren en instrueren en ook nog wel op ontspanning/amuseren; spreekdoelen kunnen ook betrekking hebben op overtuigen en overhalen; in informele en formele situaties
- bij het spreken worden zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties gebruikt; ze zijn niet altijd contextafhankelijk: ze kunnen ook betrekking hebben op omgeving, verleden en toekomst die minder nabij is
- als groep 3/4 +
- ingaan op bijdragen van anderen
- aandacht vasthouden
Inhoud voor: groep 7 en 8
- spreekdoelen hebben vooral betrekking op informeren, instrueren, overtuigen en overhalen, in informele en formelere situaties
- bij het spreken worden zowel eenvoudige als complexe cognitieve taalfuncties gebruikt; ze zijn niet contextafhankelijk: ze kunnen ook betrekking hebben op omgeving, verleden en toekomst die ver is
- als groep 5/6 +
- beurtverdeling
- voortgang bewaken
VORM Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;
Inhoud voor: groep 1 en 2
- monologen: vooral het vertellen van een persoonlijk verhaal
- gesprekken:
- dialogen: korte dialoogjes tussen twee kinderen en tussen kind en leraar, gesimuleerde telefoongesprekken
- polylogen: in kleine groep met of zonder leraar erbij en in grote groep
- vooral expressief: korte, verhalende teksten; korte instructieve teksten komen voor (aan elkaar uitleggen van spelletjes bijvoorbeeld); korte informatieve teksten komen ook voor (onder andere in de vorm van uitwisselingsgesprekken)de
- zinnen zijn kort, meestal enkelvoudig, grammaticaal eenvoudig, kunnen vorm- en structuur'fouten' bevatten
- spreektechniek heeft vooral betrekking op verstaanbare uitspraak
Inhoud voor: groep 3 en 4
als groep 1/2 +
- gesprekken: deelnemen aan klassikale leergesprekken, gesprekken met onbekenden en niet-gesimuleerde telefoongesprekken
- verhalend (persoonlijke verhalen bijvoorbeeld), informatief en instructief
- zinnen worden langer, naast enkelvoudige ook samengestelde zinnen, qua structuur complexer, kunnen vorm- en structuurfouten bevatten
als groep 1/2 +
- intonatie
Inhoud voor: groep 5 en 6
als groep 3/4 +
- langere monologen: persoonlijke verhalen, presentaties
- gesprekken: discussies, gesprekken met openbare instanties
- vooral informatief (presentaties, mondelinge verslagen en vragen om informatie bijvoorbeeld) en instructief; verhalend en betogend komt ook voor
- zinnen kunnen lang zijn, naast enkelvoudige ook samengestelde zinnen, qua structuur complexer
als groep 3/4 +
- dictie en articulatie
Inhoud voor: groep 7 en 8
als groep 5/6 +
- een groepsgesprek en discussie leiden
- vooral informatief, instructief en betogend (bijvoorbeeld een boekpresentatie waarbij een onderbouwde waardering gegeven wordt, of bij discussies)
als groep 5/6 +
- klankkleur
- relatie spreektechniek en situatie
INHOUD Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;
Inhoud voor: groep 1 en 2
- de onderwerpen van de teksten zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu, zijn contextgebonden en concreet, vooral rond concrete voorwerpen of handelingen; de afstand tussen onderwerp en spreker is klein
Inhoud voor: groep 3 en 4
- de onderwerpen van de teksten zijn dichtbij, ze gaan over het hier en nu of over nabije omgeving, nabije toekomst/verleden; de verschijnselen en concepten worden al wat complexer en abstracter; de afstand tussen onderwerp en spreker wordt groter
Inhoud voor: groep 5 en 6
- de onderwerpen worden minder contextgebonden; ze hebben ook betrekking op verleden en toekomst en op omgeving die minder nabij is; er komen steeds meer complexe en abstracte onderwerpen voor (bijv. bij de zaakvakken of tijdens reflectiemomenten); de afstand tussen onderwerp en spreker wordt groter
Inhoud voor: groep 7 en 8
- de onderwerpen zijn lang niet altijd contextgebonden; het gaat vaak om abstracte onderwerpen; de afstand tussen spreker en onderwerp breidt zich verder uit
AANPAK Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;
Inhoud voor: groep 1 en 2
- het inzetten van spreekstrategieën wordt geïnitieerd en sterk begeleid door de leraar. Accent ligt op verzamelen van informatie, bepalen van de inhoud en globaal structuur aanbrengen in de tekst
Inhoud voor: groep 3 en 4
- het inzetten van spreekstrategieën wordt begeleid door de leraar. Accent ligt op oriënteren op inhoud en doel, plannen (informatie verzamelen, selecteren en ordenen), reflecteren (vooral op inhoud en functie)
Inhoud voor: groep 5 en 6
- het inzetten van spreekstrategieën wordt aangemoedigd door de leraar en waar nodig door hem begeleid. Accent ligt op het oriënteren op inhoud, doel en publiek, plannen (informatie verzamelen, selecteren en ordenen), reflecteren (vooral op doel, functie en inhoud)
Inhoud voor: groep 7 en 8
als groep 5/6 +
- accent ligt op oriënteren op inhoud, doel en publiek, plannen en reflecteren (op doel, inhoud, functie en vorm)