Nederlands - Mondeling onderwijs - kerndoel 1 - Groep 7 en 8 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.


Groep 7 en 8


Wat doen de kinderen?

De kinderen luisteren naar taalaanbod via audiovisuele bronnen,

  • bijvoorbeeld naar gesprekken op radio en tv en internet. Ze luisteren naar monologen, bijvoorbeeld naar een klasgenoot die een persoonlijk verhaal vertelt of verslag uitbrengt of naar de leraar die een mededeling doet of interactief een verhaal voorleest.
  • Ze luisteren naar elkaar en naar de leraar tijdens gesprekken. In deze gesprekken wisselen ze de rol van luisteraar af met die van spreker.
  • De kinderen voeren naast dialogen ook gesprekken in groepjes van 3 of 4 kinderen. Ze raken vertrouwd met verschillende rollen in groepsgesprekken zoals gespreksleider, deelnemer, waarnemer, informatiegever, informatievrager. Ze laten middels de volgende gedragingen blijken dat ze (proberen te) begrijpen wat er gezegd is:
    • ze stellen vragen en geven reacties voor tijdens en na het luisteren;
    • ze geven antwoord op vragen;
    • ze doen voorspellingen over het vervolg van de tekst;
    • ze trekken conclusies naar aanleiding van het voorgelezene of vertelde;
    • ze proberen bij het luisteren gebruik te maken van de context om te begrijpen wat er bedoeld wordt: ze kijken goed naar wat er bijvoorbeeld allemaal op het begeleidend beeldmateriaal staat, ze letten op hoe de spreker kijkt, praat en gebaart;
    • ze spelen of vertellen een verhaal na.
  • De kinderen reageren adequaat op gegeven instructie (bijvoorbeeld bij reken- en leesactiviteiten).
  • Ze maken iets n.a.v. of op basis van wat ze gehoord hebben, bijvoorbeeld een tekening.
  • Ze vatten wat ze gehoord hebben samen.
  • Wat ze gehoord hebben zet ze aan tot andere activiteiten, bijvoorbeeld schriftelijk of mondeling reageren op een oproep, zich ergens voor opgeven of aanmelden, meer informatie vragen/zoeken om een bepaald probleem op te lossen, het uitwisselen van meningen en het bediscussiëren van onderwerpen, het aanzetten van anderen tot actie.
  • Ze maken aantekeningen.
  • Ze vatten samen wat ze gehoord hebben (bijvoorbeeld mondeling, of schriftelijk in steekwoorden of schematisch in bijvoorbeeld een tekening of (pijl)diagram)
  • De kinderen luisteren op verschillende manieren, afhankelijk van hun luisterdoel en voorkennis. Ze luisteren globaal, precies, selectief en kritisch. Ze zijn zich bewust van hun voorkennis en hun kennis over tekstsoorten en gebruiken die bij het bepalen van hun luisterdoelen en bij het luisteren.
  • Ze stellen met hulp van de leraar eigen leervragen op. Samen gaan ze in gesprekken op zoek naar antwoorden. Ze zoeken in interactie met anderen naar kennis en worden daarin ondersteund door de leraar. De kinderen denken zelf actief na, praten, luisteren naar anderen en leren van elkaar.
  • Ze nemen actief deel aan leergesprekken.
  • De kinderen verwerven informatie door actief te luisteren en te reageren en kennis uit te wisselen in leergesprekken, bijvoorbeeld tijdens de zaakvakken.
  • Ze maken tijdens het luisteren aantekeningen. Ze raadplegen diverse soorten bronnen om antwoorden op hun vragen te krijgen zoals: eigen ervaringen, gast in de klas, audiovisuele bronnen, internet en schriftelijke bronnen (foto's, platen, tekeningen).
  • De kinderen houden een mondelinge presentatie naar aanleiding van ontdekactiviteiten of een voorleesactiviteit; mogelijke werkwijzen:
    • ze brengen individueel of met een klein groepje verslag uit;
    • ze demonstreren hun 'onderzoek' en lichten het mondeling toe;
    • ze dramatiseren;
    • ze geven een mondelinge toelichting bij een filmpje, dia's of foto's.
  • De kinderen voeren een soort 'achterwerk in de kast' uit, ook naar aanleiding van radio- of tv-programma of CD of naar aanleiding van gesprekken (interviews bijvoorbeeld) met anderen. Ze leggen schriftelijk vast wat ze geleerd of ervaren hebben, schriftelijke verwerkingsvormen kunnen zijn: een stripverhaal, een verhaal, een verslag of rapportage, lijstjes of schema's, informatiebordjes bij tentoonstelling, teksten bij fotoflaps, een informatieposter, een boekje, een werkstuk en een muurkrant.
  • Ze houden een presentatie met behulp van PowerPoint of een ander softwareprogramma waarmee ze een digitale presentatie kunnen maken.
  • Ze vatten een mondelinge tekst schriftelijk samen in steekwoorden of schematisch, bijvoorbeeld in een tekening of (pijl)diagram.