Kunstzinnige oriëntatie - kerndoel 54 - taal en spel - Groep 3 en 4 - Doorkijkje


kunstzinnige oriëntatie: taal en spel


Groep 3 en 4


Afspreekspel

De kinderen lopen kriskras door de ruimte en variėren daarbij in tempo. Terwijl ze in wandeltempo lopen, beschrijft juf Petra een rolfiguur (persoon, of dier) en een plaats waar die zich bevindt. De kinderen beelden dat uit. Tussendoor lopen ze steeds weer even gewoon als overgang van de ene naar de andere situatie. De situaties zijn bijvoorbeeld: een politieagent op straat, een kelner in een restaurant, een hond bij een vuilnisbelt.

Alle kinderen zijn individueel en gelijktijdig bezig. Op een teken staan alle kinderen stil en laten een paar kinderen een stukje van hun spel aan de anderen zien.

Wat gebeurt er?

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling en bekijken een wie en een waar kaartje. Petra vraagt wat er bedacht moet worden om er een spel van te maken. Met elkaar proberen de kinderen zoveel mogelijk 'wat gebeurt er' situaties te verzinnen die passen bij de kaarten.

Dan verdeelt Petra de kinderen in drietallen en elke groep krijgt een wie en een waar kaartje, bijvoorbeeld 'spook' en 'op zolder'. In 10 minuten bedenken de kinderen samen een spel waarbij ze het wat verzinnen. De leraar loopt langs de groepjes om te helpen.

Enkele groepjes spelen nu hun spel voor elkaar. Van tevoren laten ze hun kaartjes zien en stellen zich voor in hun rol. Petra vraagt de kijkers goed te letten op wat ieder van de spelers doet. Elk spel wordt direct kort nabesproken met het accent op wat er gebeurde.

Als afsluiting noemen de kinderen met elkaar alle gebeurtenissen nog eens op.

(Bron: Gijsel, T. & Smit, N. (2004). Moet Je Doen Drama. Amsterdam: SLO/Meulenhoff-Educatief)


Toelichting: Teacher in role

Vergelijkbaar met vertelpantomime, maar in plaats van een verteller speelt de leraar een rol waarmee zij het spel kan sturen. Zij stelt daartoe vragen. Rolwisseling van de leraar kan bijvoorbeeld als volgt: Als de leraar een hoedje op heeft is hij/zij rolfiguur, met het hoedje af petje af weer weer juf of meester.

Toelichting: Spel-elementen

Er zijn vijf spel-elementen. Je vindt ze door de volgende vijf vragen te stellen (de vijf w's):

  • Wie doet iets?
  • Wat doet het personage?
  • Wanneer gebeurt het?
  • Waar speelt het zich af?
  • Waarom doet dat personage het?

Een beginnend speler verbeeldt zich onbewust enkele van die elementen. Uiteindelijk gaat hij zich bewust met alle spelelementen bezig houden en bereikt de fase van de bewuste vormgeving. Het kind wordt zich er ook steeds meer van bewust dat hij voor anderen speelt. Hij leert de vijf spelelementen zo vorm te geven dat toeschouwers begrijpen wat hij bedoelt. Uit zijn spel maken zij op wie hij is, wat hij doet, waar en wanneer het gebeurt en waarom hij het onderneemt.

Toelichting: Rollenspel

Kinderen spelen op basis van een gegeven rolbeschrijving bijvoorbeeld een gevaarlijke zeerover, een slimme dief.

Toelichting: (Vertel)pantomime

Pantomime

De kinderen beelden zonder woorden gevoelens, handelingen en situaties uit.

Vertelpantomime

Tijdens een vertelling door de leraar beelden de kinderen de bijbehorende handelingen, gevoelens en situaties uit. Alle kinderen spelen tegelijkertijd, individueel of in tweetallen.

Toelichting: Tableau vivant

Kinderen tonen in een stilstaand beeld de essentie van een situatie.

Toelichting: Spel met materialen

Materialen als kleding, attributen en decor zijn uitgangspunt of belangrijk hulpmiddel bij spel. Met een kroon kan een kind zich echt koning voelen.

Toelichting: Associatiespel

Rond een gegeven woord of attribuut laten de kinderen hun fantasie de vrije loop. Het ene woord kan het andere uitlokken: een wandelstok kan een bezem of strijkstok worden. Er zijn geen beperkende regels.

Toelichting: Klankspel

Spelletjes waarbij kinderen bijvoorbeeld (dieren)geluiden nabootsen, spelen met harde en zachte geluiden, praten in fantasietaal, rijmwoorden bedenken.

Toelichting: Zintuigspelletjes

Allerlei concentratie- en reactiespelletjes om de visuele en auditieve waarneming te trainen.

Toelichting: Toneelspel

In dit spel werken kinderen aan een presentatie voor publiek (groeps- of schoolgenootjes), bijvoorbeeld bij een weeksluiting of afscheid van groep 8.

Toelichting: Spiegelspel

Spel waarbij kinderen elkaars bewegingen gelijktijdig en spiegelbeeldig volgen en nadoen.

Toelichting: Dialoogspel

Dit spel draait om het tweegesprek: een interview, een telefoongesprek of een ontmoeting tussen twee mensen.

Toelichting: Improvisatiespel

Kinderen spelen op basis van een gegeven onderwerp en rolverdeling, maar het verloop van het spel staat van tevoren niet vast.

Toelichting: Afspreekspel

De kinderen maken van tevoren afspraken over rolverdeling en spelverloop, bijvoorbeeld aan de hand van uitgedeelde kaartjes.

Toelichting: Inspringspel

Een nieuwe speler doet op onverwachte momenten zijn intrede in het spel en oefent invloed uit op het spelverloop.

Toelichting: Voordracht

De kinderen brengen een vaststaande tekst tot leven met intonatie, gebaren, houdingen, mimiek.