Kunstzinnige oriëntatie - kerndoel 54 - muziek - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


Leerlijn kunstzinnige oriëntatie: muziek


Groep 1 en 2


Bij Zingen:

De poppenkraam

'Koopman, koopman, heb je misschien een pop'? Zo begint Christiane haar introductie van het lied 'Ik stond laatst voor een poppenkraam'. Ze vertelt een verhaal en gebruikt enkele aansprekende attributen: poppenkastpoppen en een koffertje. Ze herhaalt moeilijke woorden (poppenkoopman). Ze geeft duidelijke instructies en voorkomt heel vriendelijk 'ordeverstoringen'. Daarna zingt ze het lied voor. De kinderen mogen niet meezingen omdat ze de kinderen eerst wil laten luisteren. Ze mogen wel meebewegen. Christiane gebruikt een klokkenspel om de begintoon van het liedje op te zoeken.

Bij Luisteren en Bewegen:

De poppen aan het dansen

De poppen moeten heel goed luisteren of ze van beneden naar boven klimmen of van boven naar beneden. Luister goed! Voordat de kinderen alles kunnen benoemen, moeten ze de verschillen ervaren. Met beweging demonstreren de kinderen of ze het begrijpen. Hier reageren de kinderen op (snel en langzaam) gespeelde dalende en stijgende reeksen. En dat kan heel leuk zijn!

Bij Muziek maken:

Herfstklanken

De kinderen praten vol enthousiasme over de boswandeling met juf Friedeke. Wat heb je geroken? Wat heb je gezien? Wat heb je gevoeld? En als laatste 'wat heb je gehoord'? De antwoorden komen snel: krakende takken, ritselende blaadjes, vallende regen, stromend water, fluitende vogels.

De kinderen gaan in groepjes verschillende geluiden op instrumenten nabootsen: regengeluiden met rijstkorreltjes in een handtrom en in luciferdoosjes, brekende (echte) takken, ritselende geluiden op ritmestokjes, een gieter in een bak water, de kop van een blokfluit, enkele klankstaven, een xylofoon. Ze experimenteren met diverse klanken, ze maken hun eigen klankstukjes.

De leraar neemt na 10 minuten weer de leiding: op haar aanwijzing laat elk groepje hun geluiden horen. De leraar weet het spannend te maken door veel stiltemomenten in te lassen tussen de verschillende presentaties. Ook maakt ze combinaties van meerdere geluiden en weet ze het enthousiaste harde gespeel door handgebaren terug te brengen tot soms heel zachte klanken. De geconcentreerde sfeer waarin de kinderen hun stukjes laten horen is een kenmerk van de kwaliteit van de les.

Bij Bewegen:

Dansende poppen

De leraar vertelt een verhaal over poppen (de poppen kunnen uiteraard ook kabouters, betoverde kinderen, Pieten of iets dergelijks zijn):
"De koning van een land hier ver vandaan, heeft gehoord dat er een poppenmaker bestaat die zijn poppen kan laten dansen. Hij stuurt een boodschapper om de poppenmaker op te halen. De poppenmaker heeft echter geen zin. De koning laat zijn soldaten alle poppen ophalen, maar de poppen bewegen niet!"

"Jullie zijn de poppen", zegt de leraar, "Wat de koning ook vraagt: beweeg niet. Welke muziek hij ook maakt: beweeg niet!" De kinderen staan allemaal stokstijf. De leraar maakt muziek (trommel, blokfluit) en vraagt, nee, smeekt de kinderen te reageren, maar dat doen ze natuurlijk niet. Wat de koning ook doet, niets lukt.
Dan gaat de koning naar de poppenmaker toe. Hij neemt alle poppen mee en het hele Koninklijke orkest. De poppen bewegen pas als de poppenmaker voor hen zingt. (Zing een liedje en laat de kinderen daar op bewegen).
Nu heeft de koning het door: de poppen bewegen alleen op de stem van de poppenmaker! De muziek klinkt en de poppen dansen op de zanggedeelten.

De leraar maakt een opbouw: de eerste keer mogen de kinderen alleen hun armen bewegen, daarna ook hun hoofd, enzovoort. De laatste vorm kan zijn dat ze op de plaats mogen dansen.