beweging - Groep 5 en 6 - Doorkijkje


kunstzinnige oriëntatie: beweging


Groep 5 en 6


Graffiti

Juf Karin wil de kinderen vandaag laten experimenteren met dansen in verschillende lagen en richtingen. Aan de hand van foto's hebben ze gepraat over graffiti bij hun in de buurt. Nu trekken ze erop uit met hun denkbeeldige spuitbus. Iedereen loopt stoer of een beetje stiekem door de zaal. Als de muziek stopt spuiten ze hun naam met grote letters op een denkbeeldige muur. Als de muziek weer klinkt gaan ze verder.

Karin stimuleert de kinderen naar variatie te zoeken. Ze geeft steeds andere opdrachtjes: recht voor je spuiten of rondom je heen, heel hoog (waarbij ze zich helemaal uitstrekken of balanceren op een been) of laag bij de grond. Ze vraagt hen met hun spuitbus dikke en dunne lijnen te maken, cirkels en spiralen of geometrische vormen. Dan mogen ze al bewegend door de ruimte overal rondom hen heen graffiti spuiten, maar als de muziek stopt betekent dat gevaar! Ze mogen niet ontdekt worden, dus bevriezen ze gauw op hun plaats.

Nu vraagt Karin de kinderen in tweetallen door de ruimte te dansen: de nummers 1 dansen door de zaal en maken graffiti, de nummers 2 volgen en doen na. Mieke probeert het voor Marian lekker moeilijk te maken: ze danst vooruit, achteruit, naar opzij, ze stopt heel onverwacht en maakt een stoere pose, dan gaat ze opeens weer snel door. Ze danst heel hoog en dan weer heel laag bij de grond, snel en dan weer heel langzaam. Marian probeert haar zo goed mogelijk te volgen. Dan stopt Karin plotseling de muziek, het teken om te wisselen.

(Bron: (2002). Moet Je Doen Dans. Amsterdam: SLO/Meulenhoff-Educatief)


Toelichting: Dansexpressie

Op basis van betekenisvolle onderwerpen en diverse inspiratiebronnen (afbeeldingen, verhalen, rekwisieten, muziekfragmenten) geven kinderen ideeën, gevoelens, ervaringen en gebeurtenissen vorm in dans.

Toelichting: Dans uit verschillende culturen

Volksdansen die tot op zekere hoogte bewerkt zijn voor kinderen, zodat ze technisch haalbaar zijn voor een bepaalde leeftijdsgroep. Ze worden aangeboden op een manier die goed aansluit bij hun belevingswereld en het dansplezier vergroot.

Toelichting: Stops

Kinderen bewegen door de ruimte. Op een bepaald teken 'bevriezen' ze in een bepaalde houding.

Toelichting: Geïsoleerde bewegingen

De kinderen maken verschillende bewegingen met de afzonderlijke lichaamsdelen: bijvoorbeeld alleen het hoofd, een arm, een been.

Toelichting: Totaal bewegingen

De kinderen bewegen alle lichaamsdelen tegelijkertijd.

Toelichting: Van laag te veranderen

In voortbeweging van hoog naar laag dansen en van laag naar hoog.

Toelichting: Een straat

De kinderen staan in twee rijen tegenover elkaar en vormen de straat. Andere kinderen lopen of huppelen daar tussen door.

Toelichting: Dansfiguren

Vormen waarop twee of meer mensen samen dansen, bijvoorbeeld dansen in paren met de armen om elkaars middel en de linkerarm omhoog of de ene danser op de knie, de ander beweegt eromheen.

Toelichting: Tijd

  • Duur: kortere of langere tijd bewegen.
  • Tempo: snel of langzaam bewegen (versnellen, vertragen, stoppen, slow motion).
  • Ritme: regelmatig, onregelmatig.
  • Frasering: begin, verloop, einde van een beweging.

Toelichting: Kracht

Beweging uitgevoerd met spanning, ontspanning; zwaar of licht bewegen.

Toelichting: Ruimte

  • Verschillende richtingen waarin je danst: voor, achter, links, rechts, diagonaal, in cirkels en patronen.
  • Verschillende lagen waarin je danst: hoog (op de tenen, springen), midden (gebogen romp, knieen) of laag (op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend).

Toelichting: Bewegingskwaliteiten

Bijvoorbeeld de vloeiende beweging van stromend water of de staccatobeweging van een robot. Deze bewegingen worden bepaald door op een bepaalde manier gebruik te maken van tijd kracht en ruimte.

Toelichting: Kinderdans

Bij kinderdans leren kinderen dansen uitvoeren met min of meer vaste structuren. Deze dansen zijn voor een deel gebaseerd op bestaande kindervolksdans en aangepast aan het niveau van de verschillende jaargroepen.

Toelichting: Lagen

  • Hoog: op de tenen, springen.
  • Midden: gebogen romp, knieën.
  • Laag: op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend.

Toelichting: Verschillende richtingen

Voor, achter, links, rechts, diagonaal, cirkels en patronen.