Friese taal - mondeling onderwijs - kerndoel 18 - Groep 1 en 2 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken Fries. Het gaat om teksten die informatie geven, plezier verschaffen, meningen of aanwijzingen bevatten over voor hen bekende onderwerpen.


Groep 1 en 2


Wat doen de kinderen?

  • De kinderen luisteren naar taalaanbod via audiovisuele bronnen, bijvoorbeeld naar liedjes en versjes op cd of naar gesprekken op radio en tv en internet.
  • Ze luisteren naar monologen, bijvoorbeeld naar een klasgenoot die een persoonlijk verhaal vertelt of verslag uitbrengt of naar de leraar die een mededeling doet of interactief een verhaal voorleest.
  • Ze luisteren naar elkaar en naar de leraar tijdens gesprekken, bijvoorbeeld in de kleine kring, bij het spelen in hoeken of tijdens ontdekactiviteiten. In deze gesprekken wisselen ze de rol van luisteraar af met die van spreker.
  • De kinderen laten middels de volgende gedragingen blijken dat ze (proberen te) begrijpen wat er gezegd is:
    • ze stellen vragen en geven reacties voor, tijdens en na het luisteren;
    • ze geven antwoord op vragen;
    • ze doen voorspellingen over het vervolg van de tekst;
    • ze trekken conclusies naar aanleiding van het voorgelezene of vertelde;
    • ze proberen bij het luisteren gebruik te maken van de context om te begrijpen wat er bedoeld wordt: ze kijken goed naar wat er bijvoorbeeld allemaal op de platen in een prentenboek staat, ze letten op hoe de spreker kijkt, praat en gebaart;
    • ze spelen of vertellen een verhaal na;
    • ze volgen (gedrags)aanwijzingen op (ze ruimen bv. spullen op wanneer hen dat gezegd wordt, ze bouwen iets met constructiemateriaal volgens aanwijzingen, ze doen mee aan bewegingsspelletjes volgens de regels).
  • De kinderen stellen met hulp van de leraar eigen leervragen op. Samen gaan ze in gesprekken op zoek naar antwoorden. Ze zoeken in interactie met anderen naar kennis en worden daarin ondersteund door de leraar. De kinderen denken zelf actief na, praten, luisteren naar anderen en leren van elkaar.
  • Ze raadplegen diverse soorten bronnen om antwoorden op hun vragen te krijgen:
    • eigen ervaringen;
    • gast in de klas;
    • audiovisuele bronnen;
    • internet;
    • schriftelijke bronnen: foto's, platen, tekeningen.