Voorkennis

13 december 2019

In de publicatie Overzicht tussendoelen wiskunde havo en vwo wordt beschreven wat de leerlingen voor wiskunde moeten kennen en kunnen aan het einde van het derde leerjaar havo en vwo, dus op het moment waarop zij aan de tweede fase beginnen.

In de inleiding van de publicatie staat het volgende citaat:

"De kerndoelen van de wiskunde voor de onderbouw zijn erg globaal en geven de docent weinig houvast met betrekking tot wat leerlingen moeten kennen en kunnen aan het eind van klas drie. Deze kerndoelen zijn voor havo en vwo al grotendeels gerealiseerd aan het eind van klas twee.
Minder duidelijk is, wat leerlingen moeten kennen en kunnen aan het eind van klas drie. Hier blijkt in het veld wel behoefte aan te zijn. Achterliggende gedachten: versterking van de onderbouw, doorlopende leerlijn onder- en bovenbouw, onderscheid havo en vwo.
Door SLO en de commissie Toekomst Wiskunde Onderwijs (cTWO) samen is een document gemaakt ten aanzien van het eindniveau klas drie, met uitsplitsing naar havo en vwo en met aandacht voor de aansluiting op de uiteenlopende vervolgtrajecten wiskunde A, B of C: de zogenaamde 'tussendoelen'. Hierbij is uitdrukkelijk gebruik gemaakt van wettelijke kaders: kerndoelen van de onderbouw en de domeinen van het referentiekader van Meijerink (Getallen, Verhoudingen, Meten&Meetkunde en Verbanden). Het document staat met name ten dienste van wiskundedocenten in onder- èn bovenbouw en van methodeschrijvers."

In het document zijn zes domeinen uitgewerkt:
Domein A:             Inzicht en handelen
Domein B:             Getallen en variabelen
Domein C:             Verhoudingen
Domein D:             Meten en meetkunde
Domein E:             Verbanden en formules
Domein F:             Informatieverwerking en onzekerheid.

Elk domein bestaat uit een aantal subdomeinen. Binnen deze subdomeinen zijn eindtermen beschreven waarvan een aantal specifiek aangeven wat een leerling moet kunnen wanneer hij/zij kiest voor wiskunde A, B of C.
Ter illustratie geven we hiervan het volgende voorbeeld, afkomstig uit het domein E: Verbanden en formules.

Subdomein E2: Lineaire verbanden

12.  Een lineaire functie aan de hand van de grafiek, situatie en/of tabel herkennen, beschrijven en onderscheiden van andere typen verbanden.

De leerling kan:
12.1  In een veelheid aan lineaire contexten het 'vaste deel' en het 'variabele deel' benoemen en berekenen en met passende vaktaal beschrijven.
12.2  Havo-wA: een formule in de vorm y=ax+b opstellen bij een door een situatie, tabel of grafiek gegeven lineair verband.
12.2  Havo-wB en vwo-wABC: een formule in de vorm y=ax+b en/of px+qy=r opstellen bij een door een situatie, tabel of grafiek gegeven lineair verband.
12.3  De overgangen tussen de verschillende representaties (formule, tabel, grafiek, situatiebeschrijving) van een lineaire functie in alle richtingen maken.
12.4  Havo-wA: een lineair verband herkennen aan de formule in de vorm y=ax+b.
12.4  Havo-wB en vwo-wABC: een lineair verband herkennen aan de formule in de vorm y=ax+b en px+qy=r.
12.5  Recht evenredigheid herkennen als een bijzonder lineair verband.

Docenten doen er goed aan om zich op de hoogte te stellen van de veronderstelde voorkennis en deze ook af en toe in toetsen op te nemen.