Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Bij het schattend rekenen hoort ook inzicht in 'hoe ver je er naast zit' en hoe erg dat is. Leerlingen moeten leren dat 'ongeveer 321' in de meeste situaties een onzinnige uitspraak is. De uitspraak '1 + 1 is ongeveer 2' zal in de meeste gevallen als 'vreemd' worden bestempeld, terwijl '0,9 + 1,2 is ongeveer 2' wel degelijk van inzicht in getallen getuigt. De context en de bijbehorende bedoeling bepalen hoe nauwkeurig een schatting mag zijn. Een aardappelhandelaar en een apotheker zullen bij het afwegen van hun handel verschillend omgaan met nauwkeurigheid, al wijkt de acceptabele meetfout in percentages uitgedrukt, misschien niet eens zo heel erg van elkaar af.
Wie gaat behangen met rollen van 10 meter en muren heeft van 2,55m hoog, kan beter niet rekenen op basis van de schatting dat er ongeveer 4 banen (van 2,50 meter) uit een rol gaan. Deze geringe afronding heeft als effect is dat je niet genoeg behang koopt.
De context bepaalt welke afwijking bij schatten acceptabel is, en of afrondingen naar boven of naar beneden wenselijk zijn.
De vraag of 7258 op 7000 of op 7200 of op 7250 moet worden afgerond is zonder context niet te beantwoorden.
Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar.
Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen.
Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.
Pantomime
De kinderen beelden zonder woorden gevoelens, handelingen en situaties uit.
Vertelpantomime
Tijdens een vertelling door de leraar beelden de kinderen de bijbehorende handelingen, gevoelens en situaties uit. Alle kinderen spelen tegelijkertijd, individueel of in tweetallen.
Rond een gegeven woord of attribuut laten de kinderen hun fantasie de vrije loop. Het ene woord kan het andere uitlokken: een wandelstok kan een bezem of strijkstok worden. Er zijn geen beperkende regels.
Bijvoorbeeld de vloeiende beweging van stromend water of de staccatobeweging van een robot. Deze bewegingen worden bepaald door op een bepaalde manier gebruik te maken van tijd kracht en ruimte.
Eibo = 'Engels in het basisonderwijs'. Het is verplicht vanaf groep 7. Er wordt ca. een uur per week aan Engels besteed, in 1 keer of over meerdere dagen verspreid.
Vervroegd Eibo = Engels start eerder dan groep 7. Er wordt ca. een uur besteed aan Engels per week.
Versterkt Eibo = enkele uren per week Engels in groep 7 en 8, bijvoorbeeld met het oog op internationale uitwisseling.
Extensief lezen = het lezen van (grotere) teksten waarbij de lezer niet ieder woorden hoeft te weten of te begrijpen, zoals bij het lezen van een boekje of een bladzijde uit een tijdschrift.
Intensief lezen = het lezen van korte teksten waarbij de lezer (bijna) ieder woord begrijpt.
Concentrisch werken = er is niet zozeer een opbouw in moeilijkheidsgraad maar een uitbouw met woorden, zinnen en vaardigheden per thema.
In een veld van 9 bij 7 meter met twee eindvakken van een meter over de hele breedte proberen 2 partijen van 4 spelers een bal 4 keer over te spelen en daarna een speler in het eigen eindvak aan te spelen. De andere partij probeert de bal te onderscheppen. Er wordt gespeeld met de loopregel dat de balbezitter maximaal twee passen mag maken daarna een stuit en dan weer twee passen.