Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Kerndoel 1
De leerlingen leren zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken.
Kerndoel 2
De leerlingen leren zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leren het belang van die conventies te zien.
Kerndoel 6
De leerlingen leren deel te nemen aan overleg, planning en discussie in een groep.
Kerndoel 7
De leerlingen leren een mondelinge presentatie te geven.
Kerndoel 10:
De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.
Kerndoel 11:
De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen:
- regels voor het spellen van werkwoorden;
- regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden;
- regels voor het gebruik van leestekens.
Kerndoel 12:
De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.
Kerndoel 2:
De leerlingen leren zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leren het belang van die conventies te zien.
Kerndoel 3:
De leerlingen leren strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van hun woordenschat.
Kerndoel 10:
De leerlingen leren te reflecteren op de manier waarop zij hun taalactiviteiten uitvoeren en leren, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten.
Ankergetallen zijn getallen die belangrijk zijn door hun plaats in de telrij of door hun speciale getalstructuur: 1, 5, 10, 25, 50, 75, 100, ... Ze spelen een belangrijke rol bij het inzicht in de wereld van de getallen, het schattend en het handig rekenen, het afronden en bij het onderling verbinden van gehele getallen, kommagetallen en breuken. Bijvoorbeeld:
- Ordes van grootte:
- 1, 10, 100, 1.000, 10.000, 100.000, 1.000.000 en eventueel verder;
- 0,1, 0,01, 0,001, 0,000.1 en zo kleiner.
- Bijzondere getallen tussen ordes van grootte: tussen 10 en 100 bijvoorbeeld:
- 25, 50, 75, die op kwarten liggen;
- 20, 40, 60, 80 die op vijfden liggen, zoals bij het geld,
en eventueel - 331/3 en 662/3 die op derden liggen.
- Deze zelfde soort ankergetallen heb je ook tussen 0 en 1, zoals bij:
- 0,25 - 0,5 - 0,75.
- Getallen en breuken in verband met de klok:
- 1, 3, 6, 9, 12 en zo verder;
- 60 en 3600;
- de breuken 1/4, 1/2, 3/4.
- Getallen in verband met de kalender:
- aantallen dagen per jaar en per maand;
- veelvouden van 7 en zo verder.
- Belangrijke relaties zijn bijvoorbeeld:
- 1/2 = 0,5 = 50% = 1 op 2;
- 3/4 = 0,75 = 75% = 3 op 4;
- 1/3 = 0,333 = 33,3% = 1 op 3.
Pantomime
De kinderen beelden zonder woorden gevoelens, handelingen en situaties uit.
Vertelpantomime
Tijdens een vertelling door de leraar beelden de kinderen de bijbehorende handelingen, gevoelens en situaties uit. Alle kinderen spelen tegelijkertijd, individueel of in tweetallen.
De kinderen maken van tevoren afspraken over rolverdeling en spelverloop, bijvoorbeeld aan de hand van uitgedeelde kaartjes.
In een veld van 9 bij 7 meter met twee eindvakken van een meter over de hele breedte proberen 2 partijen van 4 spelers een bal 4 keer over te spelen en daarna een speler in het eigen eindvak aan te spelen. De andere partij probeert de bal te onderscheppen. Er wordt gespeeld met de loopregel dat de balbezitter maximaal twee passen mag maken daarna een stuit en dan weer twee passen.
Interferentiefouten = fouten in de ene taal, bijvoorbeeld het Engels, die ontstaan vanuit de spelling van de moedertaal, bijvoorbeeld het Nederlands.
Voorbeelden hiervan zijn: hobby's (Ned.) i.p.v. hobbies (Eng.) en Englisch i.p.v. English.
Drie spelers gooien op de basket van 2,5 meter hoog. Je begint op startplaats (2,5 meter van basket), als er misgegooid wordt mag de volgende gooien vanaf plaats waar de bal afgevangen wordt, als er raak gegooid wordt begin je weer op startplaats.
Passeren van de lummel om de bal naar een medespeler over te spelen terwijl de tegenspeler probeert de bal te onderscheppen om zelf in balbezit te komen.