Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Schattend tellen en rekenen doen mensen binnen hun werk of thuis om verschillende redenen:
- Om te weten hoeveel ongeveer goed genoeg is om een beslissing te kunnen nemen. Bijvoorbeeld: een aannemer hoeft niet te weten hoeveel stenen er precies nodig zijn, maar hoeveel pallets stenen besteld moeten (tenzij de stenen erg duur zijn);
- Als opstapje naar een precieze berekening (handig rekenen door te werken met compensaties). Bijvoorbeeld: 5 x € 2,95 is ongeveer 5 x € 3,00 = € 15,00. (maar in werkelijkheid 5 x € 0,05 minder);
- Om een berekening te controleren: Het gaat dan om het bepalen van de orde van grootte: bij grote getallen (cijferend of op de rekenmachine), of om de komma te kunnen plaatsen bij een berekening met kommagetallen; in zulke gevallen volstaat een grove schatting (met de hele getallen);
- Bij gebrek aan precieze gegevens of als een grote nauwkeurigheid niet noodzakelijk is. Bijvoorbeeld: het bepalen van de hoogte van een boom of een flatgebouw, de lengte van een file of de afstand naar je vakantiebestemming.
Meten is vrijwel altijd een benadering van de werkelijkheid. De gekozen maat bepaalt de mate van nauwkeurigheid; vergeleken met een fijnere maat is het dan altijd een schatting. Bijvoorbeeld: Wie op reis gaat is niet geïnteresseerd in een paar meter meer of minder, maar wie een nieuwe ruit moet inzetten, moet zelfs letten op een millimeter verschil tussen boven en onder. Wie wil weten hoe lang je erover doet om naar school te lopen kijkt niet op een minuut meer of minder, maar wie doet aan topschaatsen vindt een tiende van een seconde al een grove maat.
Voor het bepalen van een oppervlakte, bijvoorbeeld van een provincie, een kamer of een schoolplein, is een schatting mogelijk door eerst de vorm in gedachten (of op papier) om te vormen naar een rechthoek, waarbij voor lengte en breedte zelfs twee afgeronde getallen gekozen kunnen worden. Een berekening met ronde getallen levert dan de geschatte oppervlakte op. Op soortgelijke wijze is de inhoud van een kamer, een klaslokaal, een gebouw te berekenen met afgeronde getallen. Bij geschatte metingen is het vaak zinvol om een minimale en een maximale schatting te maken: minstens x, maar niet meer dan y, op basis waarvan een beslissing kan worden genomen.
Vraag: 1 kg kaas kost € 12,00; hoeveel kost een stuk kaas van 350 gram?
- Schattend rekenen: 350 gram is ongeveer 1/3 kg; de prijs moet dus ongeveer 12 : 3 = € 4,- zijn.
- Precies rekenen ondersteund met een dubbele getallenlijn: 1 kg komt overeen met 1000 g; dan is de prijs van 100 g dus 12 : 10 = € 1,20, en de prijs van 50 g is € 0,60; voor 350 gram betaal je dus 1,10 + 1,20 + 1,20 + 0,60 = 3,60 + 0,60 = € 4,20
- Idem, maar direct uit het hoofd: de prijs van 100 g is € 1,20; dus 3 x € 1,20 plus € 0,60 is € 3,60 + € 0,60 is € 4,40.
Van een ontdekhoek is sprake als op een bepaalde plaats in de klas een "hoek" ingericht wordt met uitdagend materiaal. De kinderen kunnen zo kennis maken met het onderwerp en kunnen ook zelf met het materiaal werken.
Een ontdekdoos bevat materialen en kaarten met opdrachten die bij één onderwerp horen. De kinderen kunnen er individueel of in groepjes mee werken.
Sleutelvragen zijn èchte vragen. Vragen waarbij het antwoord niet bij voorbaat bekend is bij de leraar. Naar het antwoord moet worden gezocht. Er moeten afwegingen worden gemaakt om tot een antwoord te komen. Soms sta je daarbij voor een dilemma. De leraar is serieus geïnteresseerd in het antwoord van kinderen.
Wat maakt een vraag tot een goede sleutelvraag?
- er is ruimte voor meer dan één antwoord;
- er wordt een beroep gedaan op verbeeldingskracht van kinderen;
- kinderen worden erdoor uitgedaagd om ervaringen onder woorden te brengen;
- er wordt eigen, authentieke kennis opgeroepen.
Bijvoorbeeld:
- hoe ziet het huis van een zeerover er uit?;
- als je naar de vorm en de versiering van dit doosje kijkt, wat denk je dan wat er in zit?
Reflectievragen worden vooral gebruikt bij het begeleiden van kinderen. Ze zetten kinderen aan het nadenken over het werk waar ze mee bezig zijn en stimuleren tot het zoeken van nieuwe mogelijkheden.
Bijvoorbeeld:
- Wat zou er gebeuren als je meer wit bij deze kleur doet?
- Heb je al geprobeerd om het papier te scheuren in plaats van te knippen?
- Heb je al gezien hoe Marieke dit probleem opgelost heeft?
(Eibo-)thema = een aantal onderwerpen die bij elkaar horen, bijvoorbeeld: naam, leeftijd, adres horen bij het Eibo-thema 'kennismaken met elkaar'.
Onderwerp = een deel van een Eibo-thema (persoonlijke gegevens), bijvoorbeeld: getallen (zeggen hoe oud je bent), adres (vragen/zeggen op welk adres iemand woont).
De Eibo-thema's zijn:
- kennismaken met
- wonen
- vrijetijdsbesteding en hobby's
- eten en drinken
- tijdsaanduiding
- beschrijven van personen
- op straat
- in de winkel
- in de klas
- feesten
- het weer
De inhoud van de meeste thema's wordt in groep 5 t/m 8 uitgebouwd.
Bijvoorbeeld bij het thema 'wonen':
- in groep 5 het woonadres;
- in groep 6 het huis met de vertrekken;
- in groep 7 landen en nationaliteiten;
- in groep 8 de inrichting van je kamer en de regio waarin je woont (north, west, etc.).
Nb. De thema's en/of onderwerpen worden in elke groep op een eigen niveau aangeboden en verwerkt. Ook zijn er onderwerpen die alleen in groep 7 en 8 aan de orde komen.