Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Op 24 juni 2025 organiseert SLO een uitgeversdag om te verkennen hoe de geactualiseerde kerndoelen vorm kunnen krijgen in leermiddelen en lesmaterialen.
Wil je als schoolleider of teacher leader in het vo werk maken van curriculumontwikkeling? Meld je dan aan voor de masterclass!
Getallen worden gebruikt om aantallen aan te geven.
Bijvoorbeeld:
- 3 kinderen
- 16.000.000 Nederlanders
- 45 boeken
Getallen worden gebruikt om maten weer te geven. In principe zegt een maatgetal hoe vaak een maateenheid in een grootte (of hoeveelheid) kan worden afgepast.
Bijvoorbeeld:
- er gaat 45 liter in de tank;
- er zit 450 gram jam in het potje;
- er gaan 24 uur in een dag;
- er kan 300.000 ton olie in de tanker.
Bedreigen van loper(s) tussen de honken om uit te tikken of uit te branden terwijl de loper(s) probeert/proberen het uittikken of -branden te voorkomen.
De hoofdgroepen in het dierenrijk zijn als volgt in te delen.
Er is sprake van gewervelde en ongewervelde dieren.
De gewervelde dieren hebben een inwendig skelet en zijn in te delen in:
- zoogdieren (haren, vier ledematen);
- vogels (veren, vier ledematen: twee poten, twee vleugels);
- reptielen (schubben, vier ledematen, longen);
- amfibieën (kale huid, vier ledematen, kieuwen als jong, later longen);
- vissen (schubben, vinnen, kieuwen).
De ongewervelde dieren hebben geen inwendig skelet, maar soms een uitwendig skelet.
De kleine diertjes in de schoolomgeving horen doorgaans tot de volgende groepen:
- geleedpotigen, waaronder de spinnen (4 paar poten), de insecten (3 paar poten), de kreeftachtigen (5 paar poten) en de duizendpoten (2 paar poten per segment);
- wormen;
- weekdieren (slakken, schelpen).
Planten zijn in te delen in de hoofdgroepen:
- wieren (onderverdeeld in eencellige wieren: algen en meercellige wieren: draadvormige wieren);
- mossen;
- paardenstaarten;
- varens;
- zaadplanten (onderverdeeld in naaktzadigen: coniferen en bedektzadigen: bloemplanten).
Over twee banken aanlopen en springen in de minitramp en een wendsprong maken over een kast van ongeveer 100 cm.
Aanlopen over de grond en springen in de minitramp en een wendsprong maken over de kast van ongeveer 120 cm.
In een open kast op banken met verschillende ballen vanaf verschillende afstanden de bal proberen te gooien.