Zoeken - zoekresultaten
verfijn de resultaten
Een publicatie met dertien leerlijnen voor bewegingsonderwijs die zijn uitgewerkt voor ZMOK-klassen en ASS-leerlingen.
In deze publicatie wordt bewegen verbeteren, bewegen regelen, gezond bewegen en bewegen beleven uitgewerkt in kernactiviteiten en deelnameniveaus.
Wat is bij wiskundige contextopgaven het effect op de score als de representatie van de probleemsituatie verandert van tekst naar voornamelijk beeld?
Dit proefschrift gaat over ontwerp, uitvoering en evaluatie van taalgericht reken-wiskundeonderwijs voor leerlingen met uiteenlopende taalachtergrond.
Hoe leren kinderen in het basisonderwijs teksten schrijven? Hoe goed moeten ze daarin worden? En hoe kunnen leerkrachten hen daarbij ondersteunen?
Dit boek beschrijft de verkaveling van de taalverwerving op scholen en geeft handvatten hoe met deze verkaveling om te gaan.
Getallen worden gebruikt om aantallen aan te geven.
Bijvoorbeeld:
- 3 kinderen
- 16.000.000 Nederlanders
- 45 boeken
Getallen worden gebruikt om maten weer te geven. In principe zegt een maatgetal hoe vaak een maateenheid in een grootte (of hoeveelheid) kan worden afgepast.
Bijvoorbeeld:
- er gaat 45 liter in de tank;
- er zit 450 gram jam in het potje;
- er gaan 24 uur in een dag;
- er kan 300.000 ton olie in de tanker.
Bedreigen van loper(s) tussen de honken om uit te tikken of uit te branden terwijl de loper(s) probeert/proberen het uittikken of -branden te voorkomen.
De hoofdgroepen in het dierenrijk zijn als volgt in te delen.
Er is sprake van gewervelde en ongewervelde dieren.
De gewervelde dieren hebben een inwendig skelet en zijn in te delen in:
- zoogdieren (haren, vier ledematen);
- vogels (veren, vier ledematen: twee poten, twee vleugels);
- reptielen (schubben, vier ledematen, longen);
- amfibieën (kale huid, vier ledematen, kieuwen als jong, later longen);
- vissen (schubben, vinnen, kieuwen).
De ongewervelde dieren hebben geen inwendig skelet, maar soms een uitwendig skelet.
De kleine diertjes in de schoolomgeving horen doorgaans tot de volgende groepen:
- geleedpotigen, waaronder de spinnen (4 paar poten), de insecten (3 paar poten), de kreeftachtigen (5 paar poten) en de duizendpoten (2 paar poten per segment);
- wormen;
- weekdieren (slakken, schelpen).