Oriëntatie op jezelf en de wereld - Tijd - kerndoel 51 - Groep 5 en 6 - Doorkijkje


De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.


Groep 5 en 6


Doorkijkjes

Bij tijdsaanduiding en tijdsindeling - Een tijdbalk maken

De kinderen maken een tijdbalk met behulp van een bol touw. Het begin van de bol hangen ze rechts op het bord. Dit beginpunt is het heden, het 'nu'. Ze rollen de bol nu naar links af, en gaan terug in de tijd. Ze zijn in het verleden, in de geschiedenis. Natuurlijk is het onmogelijk om de gehele geschiedenis op een tijdbalk te plaatsen. Slechts een beperkt aantal gebeurtenissen, verschijnselen, en personen kunnen op een tijdbalk geplaatst worden.

De eerste keer dat ze met een tijdbalk werken, gaan ze slechts een klein stukje terug in het verleden. In feite moeten ze een stukje van de tijdbalk uitvergroten. Door een sterk vergrootglas kijken ze naar de tijdbalk, net links van het nu.

Als voorbeeld neemt de juffrouw Riek een paar gebeurtenissen uit haar eigen leven. Op het bord zet ze, van links naar rechts, één lange streep. Wat een klein gedeelte van de bol touw voorstelt. Uiterst rechts schrijft ze onder de streep het woord 'nu' en daarboven het jaartal. Ze vertelt dat de streep een uitvergroting is van de tijdbalk. Boven de uitvergrote tijdbalk schrijft de juf jaartallen die voor haar belangrijk zijn. Onder de tijdbalk schrijft ze wat er in een bepaald jaar gebeurd is.

Bij informatie over heden en verleden - Oude foto's kijken

De kinderen kijken naar foto's in een catalogus uit de 20e eeuw.

Bij historische bronnen - Een gastspreker

In het lokaal van groep 6 zitten de kinderen in een kring. Vol spanning wachten ze op het bezoek van de opa van Jasper. Hij komt vertellen over de tijd dat hij net zo oud was als de kinderen.
Vooraf heeft meester Klaas met de opa van Jasper afgesproken welke onderwerpen behandeld kunnen worden. De onderwerpen moeten namelijk aansluiten bij wat de kinderen op school reeds geleerd hebben. Vervolgens heeft de meester aan de klas verteld welke onderwerpen de opa van Jasper heeft voorbereid. Daarna hebben de kinderen in groepjes per onderwerp vragen op papier gezet.

Eindelijk is het zover. De opa van Jasper komt de klas binnen. Hij heeft twee grote tassen met spulletjes bij zich. De opa is niet zo groot. Hij loopt een beetje krom en zijn haren zijn helemaal wit. Zijn gezicht is door ouderdom getekend. Tweeëntachtig jaar is Jaspers' opa. Honderden rimpeltjes zien de kinderen in opa's gezicht. Maar zijn gezicht straalt van blijdschap omdat hij over zijn eigen geschiedenis iets mag vertellen.
Meester Klaas en de kinderen begroeten hem hartelijk. Nadat de opa in de kring op een stoel heeft plaatsgenomen, vertelt meester Klaas in het kort wat ze deze geschiedenisles gaan doen.

De opa begint te vertellen in welk jaar en in welke plaats hij geboren is. Hij geeft een beeld hoe het vroeger was. Na deze inleiding mogen de kinderen hun vragen aan de opa stellen. Opa geeft iedere keer antwoord en bij sommige vragen haalt hij een oud voorwerp uit zijn tas om zijn verhaal te verduidelijken. De kinderen krijgen niet alleen antwoord op hun vragen, maar mogen ook de meegebrachte voorwerpen in hun handen nemen en uitproberen. Grote hilariteit ontstaat er in de klas als uit het lagere school rapport van opa blijkt dat hij net als Jasper wel eens ondeugend was. Een appel valt niet ver van de boom, zegt opa.

Als alle vragen beantwoord zijn, spreekt opa met de klas af dat alle voorwerpen in de klas uitgestald mogen worden. Over een paar weken komt hij het dan wel weer ophalen. Dan kunnen alle kinderen er nog eens goed naar kijken. Opa staat op en neemt afscheid van de klas en van meester Klaas.


Toelichting: Tijdsaanduiding

Bij begrippen die de tijd aanduiden gaat het om verwijzingen wanneer iets gebeurt: nu, straks, toen, toen ik jong was, als ik volwassen ben, enzovoort.

Toelichting: Tijdsindeling

Bij tijdsindeling gaat het om de onderverdeling van een periode (dag, week, maand, jaar, eeuw) in delen: uren, ochtend, middag (dag), dagen (week), maanden, seizoenen (jaar), enzovoort.

Toelichting: Tijdsbesef

Bij oriëntatie in de tijd leren kinderen de tijd te ordenen. Kinderen leren begrippen en kunnen deze begrippen gebruiken.
De oriëntatie in tijd kent drie accenten:

  • biologisch tijdsbesef;
  • dagelijks tijdsbesef;
  • historisch tijdsbesef.

De ontwikkeling van tijdsbesef gaat in bovenstaande volgorde, waarbij de accenten in elkaar overvloeien. Begrip voor 'tijd' is sterk gebonden aan de ontwikkelingspsychologische leeftijd van kinderen. In het besef dat het begrip tijd vooral spelenderwijs aan bod dient te komen, moet daarnaast tijdens de lessen en in gesprekken met kinderen bewust aandacht besteed worden aan het begrip tijd.
Kenmerkend voor het biologische tijdsbesef is het steeds terugkerende, dus cyclische karakter van tijd.
Het dagelijks tijdsbesef is gebaseerd op het biologische tijdsbesef. Het dagelijks tijdsbesef kent de gehanteerde begrippen over tijd en tijdmeting.
Naast het cyclische karakter van tijd bestaat ook nog het lineaire karakter van tijd. Het lineaire legt de nadruk op het eenmalige, het unieke. Voor kinderen heeft het lineaire twee betekenissen:

  • Kinderen ontdekken dat wat gebeurd is, voorbij is en niet meer terug kan komen;
  • Tevens ontdekken ze dat ze zelf ook deel uitmaken van heden, verleden en toekomst. Kinderen ontdekken dus hun eigen historiciteit. Veelal vindt deze ontdekking reeds plaats op een leeftijd tussen de vijf en zeven jaar.

Dit lineaire tijdsbesef noemen we het historische tijdsbesef.