Oriëntatie op jezelf en de wereld - Tijd - kerndoel 51 - Groep 1 en 2 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.


Groep 1 en 2


Wat doen de kinderen?

Bij tijdsaanduiding en tijdsindeling

  • De kinderen leren zich al spelend in de tijd te oriënteren.
  • Ze gebruiken in hun gesprekken begrippen die naar de tijdsaanduiding verwijzen, zoals: nu, later, vandaag, straks, meteen, morgen en gisteren.
  • Ze gebruiken ook begrippen voor tijdsindeling, zoals: de dag, de morgen, de middag, de avond en de nacht.
  • Ze luisteren naar verhalen en zingen liedjes waarin het onderwerp 'tijd' is opgenomen.
  • De kinderen vertellen in de kring over iets dat nu gebeurt, wat ze in het verleden (bijvoorbeeld in het weekend) beleefd hebben of vertellen over iets dat nog gebeurt (toekomst).
  • Ze leren de tijd in te delen. Ze leren het werk op school te relateren aan de tijd (vandaag doen we dit, morgen doen we dat ...).
  • Ze gaan tellend met de tijd om (nog 3 nachtjes slapen en dan ...; het is al weer twee dagen geleden dat ik ....).
  • Ze ervaren verschillen in tijd en leeftijd. (Hij is al vijf jaar...; zij wordt overmorgen zes).

Toelichting: Tijdsaanduiding

Bij begrippen die de tijd aanduiden gaat het om verwijzingen wanneer iets gebeurt: nu, straks, toen, toen ik jong was, als ik volwassen ben, enzovoort.

Toelichting: Tijdsindeling

Bij tijdsindeling gaat het om de onderverdeling van een periode (dag, week, maand, jaar, eeuw) in delen: uren, ochtend, middag (dag), dagen (week), maanden, seizoenen (jaar), enzovoort.

Toelichting: Tijdsbesef

Bij oriëntatie in de tijd leren kinderen de tijd te ordenen. Kinderen leren begrippen en kunnen deze begrippen gebruiken.
De oriëntatie in tijd kent drie accenten:

  • biologisch tijdsbesef;
  • dagelijks tijdsbesef;
  • historisch tijdsbesef.

De ontwikkeling van tijdsbesef gaat in bovenstaande volgorde, waarbij de accenten in elkaar overvloeien. Begrip voor 'tijd' is sterk gebonden aan de ontwikkelingspsychologische leeftijd van kinderen. In het besef dat het begrip tijd vooral spelenderwijs aan bod dient te komen, moet daarnaast tijdens de lessen en in gesprekken met kinderen bewust aandacht besteed worden aan het begrip tijd.
Kenmerkend voor het biologische tijdsbesef is het steeds terugkerende, dus cyclische karakter van tijd.
Het dagelijks tijdsbesef is gebaseerd op het biologische tijdsbesef. Het dagelijks tijdsbesef kent de gehanteerde begrippen over tijd en tijdmeting.
Naast het cyclische karakter van tijd bestaat ook nog het lineaire karakter van tijd. Het lineaire legt de nadruk op het eenmalige, het unieke. Voor kinderen heeft het lineaire twee betekenissen:

  • Kinderen ontdekken dat wat gebeurd is, voorbij is en niet meer terug kan komen;
  • Tevens ontdekken ze dat ze zelf ook deel uitmaken van heden, verleden en toekomst. Kinderen ontdekken dus hun eigen historiciteit. Veelal vindt deze ontdekking reeds plaats op een leeftijd tussen de vijf en zeven jaar.

Dit lineaire tijdsbesef noemen we het historische tijdsbesef.