Oriëntatie op jezelf en de wereld - Ruimte - kerndoel 47 - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika.


Groep 1 en 2


Doorkijkje

Onderzoeken van de grond

Als de kinderen van groep 2 van juffrouw Ilona de klas binnenkomen, vinden ze midden in de kring een tafel met een doek over iets. Nieuwsgierig gaan ze zitten. Onder de doek heeft de juf enkele potten met verschillende soorten grond gezet: zandbakzand, tuingrond (evt. klei) en potgrond.

Juffrouw Ilona vraagt wat er onder de doek zou kunnen zitten. Myron krijgt een blinddoek voor. Juf fluistert dat de andere kinderen niets mogen verklappen. Hij mag in elk van de drie potten voelen en moet raden wat er in de potten zit. Zand, zand en nog eens zand? Samen met de kinderen bekijkt juf de inhoud van de potten. "In alle drie potten zit grond. Maar zijn de potten nu ook hetzelfde?"

Na deze start zet de juf de drie potten ergens in de klas. Alle kinderen komen nu aan de beurt om met de grond te gaan spelen.

In kleine groepjes werken de kinderen aan de (ontdek)tafel. Ze spreiden wat grond uit de verschillende potten uit over de tafel (de soorten mogen niet door elkaar raken). De kinderen gaan nu kijken wat de verschillen zijn die ze aan de drie hoopjes grond kunnen ontdekken. Ze moeten daarbij een antwoord zoeken op de volgende vragen:

  • Hoe vochtig is het?
  • Kun je, in één hoopje grond, meerdere bestanddelen ontdekken?
  • Zit er plantaardig materiaal in?
  • Zitten er diertjes in?
  • Wat zie je als je er met een vergrootglas of loep naar kijkt?
  • Wat voor kleuren zie je?
  • Kun je ook iets ruiken?

Op de tafel liggen ook de spelmaterialen uit de zandtafel. De kinderen spelen met zeefjes, molentjes en bakvormen. Na`verloop van tijd wordt elke pot weer zo goed mogelijk gevuld. Kunnen de kinderen nu raden bij welke pot de grondsoorten horen?

Als alle kinderen aan de beurt zijn geweest, praat de juffrouw na over dit spelen met grond. Lijkt het zand in de zandtafel en in de zandbak op een van de grondsoorten  in de potten? Ze stimuleert de kinderen de overeenkomsten of verschillen onder woorden te brengen.


Toelichting: Landschap

Alles om ons heen is landschap. Een veel gehanteerde tweedeling is:

Natuurlandschap:
een landschap dat (vooral) gevormd is door processen in de natuur, bijvoorbeeld een rivierenlandschap, een hooggebergtelandschap. Het enige (nog echte, zegt men), natuurlandschap in Nederland is het waddenlandschap.

Cultuurlandschap:
een landschap dat gevormd is door ingrijpen van de mens, bijvoorbeeld een stads-/dorpslandschap, een droogmakerij/IJsselmeerpolder, ingedijkt land, enzovoort.

Eigenlijk is er in Nederland altijd sprake van een combinatie van beiden, bijvoorbeeld een es- en brinkdorplandschap op een stuwwallenlandschap of een polder (landschap) op een veen- of zeekleilandschap.

Toelichting: Grondsoort

Het materiaal waaruit de bodem bestaat: zand, klei, leem, löss, veen, grind, hard gesteente (van verschillende samenstelling).