Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 46 - Toelichting en verantwoording


De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon de seizoenen en dag en nacht veroorzaakt.


In dit kerndoel gaat het om een eerste kennismaking van kinderen met het zonnestelsel. Dagelijks hebben kinderen te maken met de zon, de maan en de sterren. Deze spreken ook tot de verbeelding van kinderen. Het is allemaal ver weg, maar wat betekenen de zon, de maan en de sterren voor het  dagelijks bestaan van de kinderen? Wat kunnen ze er van waarnemen? Waar bestaat het zonnestelsel uit? Welke plaats heeft de aarde in het zonnestelsel? Welke betekenis heeft de zon in hun leven en voor het leven op aarde? Wat heeft de zon te maken met het ontstaan van de seizoenen en het dag-/nachtritme?

De kinderen maken kennis met de plaats van de aarde in het zonnestelsel. De effecten van zon en maan worden eerst ervaren (verschillen tussen dag en nacht en tussen de seizoenen). Op basis hiervan wordt het pas in de bovenbouw zinvol om het zonnestelsel als verklaring te 'ontdekken' (draaiing van de aarde om de eigen as en de loop van de planeten). Anderzijds komen de effecten daarvan op het aardse leven aan de orde.

Door waarnemingen te doen en gesprekken te voeren over die waarnemingen ontstaan bij kinderen inzichten dat de aarde deel uitmaakt van ons zonnestelsel en met andere planeten een baan beschrijft rond de zon. De kinderen kunnen met behulp van deze informatie enkele natuurverschijnselen verklaren, waaronder in elk geval: het dag-/nachtritme en het wisselen van de seizoenen.