Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 45 - Groep 3 en 4 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.


Groep 3 en 4


Wat doet de leraar?

  • De leraar nodigt de kinderen uit om bij het bouwen van een huis samen te praten en te beslissen over de plaats van de ramen en deuren.
  • Zij laat kinderen ontdekken dat krantenpapier stevigheid krijgt als het wordt opgerold en dat een driehoeksverbinding sterker is dan een vierkant.
  • Zij vraagt de kinderen met kranten en tape naar eigen inzicht een stevige brug te bouwen waarover autootjes van de ene schoolbank naar de andere kunnen rijden.
  • Zij vraagt de kinderen of ze de propeller met behulp van een elektromotortje kunnen laten draaien.
  • Zij begeleidt de kinderen bij het maken van zandtaartdeeg en bij het bakken en glazuren van de kerstkransjes.

Toelichting: Verbindingen

Bij Lego en K'nex worden de bouwelementen aan elkaar geklikt. Bij houten blokken kan lijm ('specie') gebruikt worden om stevigheid te verkrijgen. Ook met nietjes, bouten en moeren, spijkers en schroeven kunnen verbindingen worden gemaakt. Onderdelen van tassen en kleding zitten met draad in elkaar. Andere vormen van verbindingen zijn knijpers, scharnieren, punaises, veters en ritsen.

Toelichting: Constructieprincipes

Bij constructies gaat het om stevigheid en stabiliteit. Als blokken of Legostenen gestapeld worden dan is het bouwwerk minder stabiel en stevig dan wanneer de blokken of stenen in verband worden gelegd. Constructies van driehoeken zijn steviger dan die van vierhoeken. Sommige materialen zijn zelf al stevig. Door papier op te rollen of te vouwen verkrijgt het ook stevigheid. Ook bogen kunnen gebruikt worden om iets stevig te maken (boogbrug).

Toelichting: Bewegings- en overbrengingsprincipes

Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar.
Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen.
Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.

Toelichting: Energiebronnen

Om iets te laten bewegen kan gebruik worden gemaakt van het eigen lichaam: duwen, optillen, trekken, drukken, trappen. Ook wind, water, elektriciteit, zon en batterijen kunnen daarvoor worden gebruikt. Batterijen kunnen ook zorgen voor verlichting en geluid. Met gas of hout kan iets worden verwarmd.