Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 45 - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.


Groep 1 en 2


Doorkijkje

Bouwen met constructiematerialen

In de combinatiegroep 1/2 is de bouwhoek permanent in gebruik. Er zijn verschillende constructiematerialen waarmee de kinderen kunnen bouwen. Voordat de kinderen in de bouwhoek gaan werken, overleggen ze eerst met de juffrouw wat ze graag willen bouwen. De kinderen bedenken gezamenlijk een plan hoe het eruit moet komen te zien en met de juffrouw zoeken ze de geschikte materialen uit. Na verloop van tijd komt de juffrouw langs en vraagt of het wil lukken. Wordt het stevig genoeg? Kunnen ze het straks gebruiken? Zijn er problemen? Hebben ze daar oplossingen voor? Beschikken ze over voldoende materialen?

Als de kinderen klaar zijn, kijken ze samen met de juffrouw of het gebouwde gebruikt kan worden. Moeten er verbeteringen plaats vinden? Of zijn er uitbreidingen mogelijk?

De kinderen uit de klas spelen met hetgeen er gebouwd is.

Er worden foto's van gemaakt met een digitale camera voor in het digitale plakboek van de groep op de computer.

Na enige tijd wordt het weer afgebroken.


Toelichting: Verbindingen

Bij Lego en K'nex worden de bouwelementen aan elkaar geklikt. Bij houten blokken kan lijm ('specie') gebruikt worden om stevigheid te verkrijgen. Ook met nietjes, bouten en moeren, spijkers en schroeven kunnen verbindingen worden gemaakt. Onderdelen van tassen en kleding zitten met draad in elkaar. Andere vormen van verbindingen zijn knijpers, scharnieren, punaises, veters en ritsen.

Toelichting: Constructieprincipes

Bij constructies gaat het om stevigheid en stabiliteit. Als blokken of Legostenen gestapeld worden dan is het bouwwerk minder stabiel en stevig dan wanneer de blokken of stenen in verband worden gelegd. Constructies van driehoeken zijn steviger dan die van vierhoeken. Sommige materialen zijn zelf al stevig. Door papier op te rollen of te vouwen verkrijgt het ook stevigheid. Ook bogen kunnen gebruikt worden om iets stevig te maken (boogbrug).

Toelichting: Bewegings- en overbrengingsprincipes

Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar.
Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen.
Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.

Toelichting: Energiebronnen

Om iets te laten bewegen kan gebruik worden gemaakt van het eigen lichaam: duwen, optillen, trekken, drukken, trappen. Ook wind, water, elektriciteit, zon en batterijen kunnen daarvoor worden gebruikt. Batterijen kunnen ook zorgen voor verlichting en geluid. Met gas of hout kan iets worden verwarmd.