Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek - kerndoel 44 - Toelichting en verantwoording


De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.


Toelichting

Bij dit kerndoel onderzoeken leerlingen producten uit hun eigen leefwereld die behoren tot de gebieden constructies, transport, communicatie en productie. Dit kan gebeuren vanuit twee invalshoeken: vanuit een technisch inzicht (constructie, verbinding, overbrenging, energiebron) of een materiaal of vanuit een product.

Werkend vanuit de eerste invalshoek kunnen kinderen op een verkennende manier nagaan in welke objecten in de klas een bepaald materiaal, bijvoorbeeld hout of metaal, voorkomt. Of in welke objecten ze de stevige driehoeksconstructie kunnen vinden of een scharnierverbinding aanwezig is. Door dit in kleine groepjes te doen en vervolgens te bespreken met de hele groep ontstaat bij de kinderen een gemeenschappelijk beeld van technische inzichten en soorten materialen. Deze inzichten kunnen ze gebruiken als ze producten gaan onderzoeken.

Bij het werken vanuit de tweede invalshoek kunnen kinderen onderzoek doen aan producten, die direct in de klas voorhanden zijn, zoals stoelen, tafels, kasten, puntenslijpers of rugzakken. Ze onderzoeken van welke materialen het product is gemaakt en met welke gereedschappen het in elkaar is gezet. Ze onderzoeken waar het product voor wordt gebruikt, wat het moet kunnen: de functie van het product. Ze gaan na hoe het werkt en ze bespreken met elkaar de vorm in relatie tot de functie. Ook zoeken ze uit welke constructies en type verbindingen zijn toegepast en welke energiebron nodig is om het te laten werken (technische inzichten). Tenslotte kunt u met ze discussiëren over de kwaliteit van het product. Is het stevig? Kan het voldoen aan de functie? Zou het product verbeterd kunnen worden en hoe?

Verantwoording

Jonge kinderen leren bij het onderzoeken van technische producten verschillende materialen en technische inzichten (her-)kennen, benoemen en vergelijken en categoriseren. Naarmate kinderen ouder worden leren ze ook de producten en de toegepaste materialen te beoordelen en te waarderen. Zo krijgen ze oog voor kwaliteit van producten. Deze onderzoekende aanpak geeft kinderen als consument mogelijkheden om afgewogen keuzen te maken bij de aanschaf van producten.

Niet in dit kerndoel genoemd, maar wel belangrijk is het om met leerlingen te praten over het nut en de invloed van producten op de samenleving. Ze gaan daarbij in op de noodzaak en duurzaamheid van producten en op effecten van producten op de omgeving (gebruik, verbruik en hergebruik van grondstoffen en energie; vervuiling bij productie (diverse afvalproducten, verwarming van het oppervlaktewater)). Op dit punt zijn er aanknopingspunten met kerndoel 39 over milieu.


Toelichting: Constructieprincipes

Bij constructies gaat het om stevigheid en stabiliteit. Als blokken of Legostenen gestapeld worden dan is het bouwwerk minder stabiel en stevig dan wanneer de blokken of stenen in verband worden gelegd. Constructies van driehoeken zijn steviger dan die van vierhoeken. Sommige materialen zijn zelf al stevig. Door papier op te rollen of te vouwen verkrijgt het ook stevigheid. Ook bogen kunnen gebruikt worden om iets stevig te maken (boogbrug).

Toelichting: Verbindingen

Bij Lego en K'nex worden de bouwelementen aan elkaar geklikt. Bij houten blokken kan lijm ('specie') gebruikt worden om stevigheid te verkrijgen. Ook met nietjes, bouten en moeren, spijkers en schroeven kunnen verbindingen worden gemaakt. Onderdelen van tassen en kleding zitten met draad in elkaar. Andere vormen van verbindingen zijn knijpers, scharnieren, punaises, veters en ritsen.

Toelichting: Bewegings- en overbrengingsprincipes

Om onderdelen van een product ten opzichte van elkaar te laten bewegen worden scharnieren en draaipunten gebruikt. De hefboom beweegt om zijn draaipunt. Denk aan een wip of een schaar.
Door het opwinden van een touw om een as kun je iets laten draaien, ophijsen en takelen. Bij hijsen en takelen zijn katrollen een hulpmiddel. Het overbrengen van beweging vindt plaats door een ketting of snaar en tandwielen.
Bewegingen kunnen ook worden overgebracht door met lucht (pneumatiek) of water (hydraulica) gevulde cilinders. De cilinders zijn met leidingen verbonden en met een zuiger afgesloten. Door een zuiger naar beneden te drukken, gaat de andere omhoog.

Toelichting: Energiebronnen

Om iets te laten bewegen kan gebruik worden gemaakt van het eigen lichaam: duwen, optillen, trekken, drukken, trappen. Ook wind, water, elektriciteit, zon en batterijen kunnen daarvoor worden gebruikt. Batterijen kunnen ook zorgen voor verlichting en geluid. Met gas of hout kan iets worden verwarmd.