Nederlands - Taalbeschouwing, waaronder strategieën - kerndoel 12 - Groep 1 en 2 - Doorkijkje


De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.


Groep 1 en 2


Doorkijkje Voorwerpen omschrijven

In het midden van de kring ligt een kleed met allemaal bobbels eronder. De kinderen van groep 1 en 2 zitten er omheen. "We gaan iets moeilijks doen," zegt juffrouw Karin. "Straks ga ik iemand vragen om met zijn handen onder het kleed te gaan. Je mag dan één van de dingen die ik onder het kleed heb verstopt in je handen pakken en je mag aan ons vertellen hoe het voelt.

Kijk…" juf Karin gaat op haar hurken bij het kleed zitten en voelt er met haar handen onder tot ze iets gevonden heeft om vast te pakken. "Ik heb iets gevonden dat niet zo groot is en een beetje zacht. Ik kan het indeuken. En het is rond. Wat denken jullie dat het kan zijn?" "Ik denk een beer," zegt Sasja. "Wie denkt er iets anders?" vraagt Karin. Hakim denkt dat het een bal is. Juffrouw Karin haalt het voorwerp onder het kleed vandaan. Het is een bal van zachte stof. Hakim heeft gelijk.

Nu mogen de kinderen. Aan groep een stelt de juf vragen: Is het groot? Is het klein? Is het lang? Is het kort? Is het zacht? Is het hard? De kinderen van groep twee mogen zelf vertellen wat ze voelen. Onder het kleed is een lepel verstopt, een Barbie, een boek, een CD, een bord, een knuffelbeest, een kussen en een horloge.