Nederlands - Taalbeschouwing, waaronder strategieën - kerndoel 10 - Toelichting en verantwoording


De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.


De essentie van dit kerndoel is dat leerlingen actief en bewust strategieën inzetten bij het luisteren, lezen, spreken en schrijven.

Het gaat erom dat ze:

  • een repertoire aan strategieën bezitten;
  • strategieën inzetten vóór, tijdens en na afloop van een taalactiviteit;
  • zich ervan bewust zijn dat je strategieën kunt inzetten om je doel te bereiken;
  • strategiegebruik bij zichzelf en bij anderen herkennen;
  • hun eigen strategiegebruik kunnen verwoorden;
  • reflecteren op hun strategiegebruik;
  • hun strategiegebruik kunnen reguleren.

Het gaat er in dit kerndoel om dat leerlingen zich bewust zijn van hun taalleerproces. Hiervoor moeten ze leren hoe ze het lezen, schrijven, spreken en luisteren kunnen aanpakken. Ze moeten weten welke strategieën er zijn en deze strategieën flexibel kunnen toepassen. Er zijn veel verschillende strategieën die op verschillende momenten in het lees-, schrijf-, spreek of luisterproces gebruikt kunnen worden. Kinderen kunnen zich ontwikkelen tot vaardige en veelzijdige taalgebruikers wanneer ze beschikken over veel verschillende strategieën, deze flexibel kunnen inzetten en kunnen reflecteren op hun eigen gebruik van strategieën. Hierdoor worden kinderen uiteindelijk zelfstandige leerders die hun eigen leer- en denkprocessen reguleren.

In de andere kerndoelen zijn de verschillende strategieën voor luisteren, spreken, lezen en schrijven al aan bod gekomen. In dit kerndoel wordt het belang van het gebruik van strategieën bij het uitvoeren van taaltaken nog eens extra uitgelicht om duidelijk te maken dat er in het taalonderwijs, meer dan nu het geval is, aandacht moet zijn voor het taalleerproces en niet alleen voor de producten ervan. Leerlingen ontwikkelen zich tot vaardiger taalgebruikers door hun taal te gebruiken en door te reflecteren op hoe ze dat doen.

Een lezer bijvoorbeeld die in een spoorboekje de vertrektijd van een trein op wil zoeken en niet weet dat hij daarbij gebruik moet maken van de strategie ‘zoekend lezen’ (snel bladeren en 'skimmen' op zoek naar de tabel met de juiste route, dag en tijden) en van voren af aan begint te lezen in het boekje, pakt deze taaltaak niet erg vaardig aan: de inzet van de zoekende leesstrategie leidt veel sneller tot het vinden van de juiste informatie.

Een strategie is een doelgerichte cognitieve operatie die de uitvoering van een taak faciliteert, met andere woorden: een strategie helpt een taalgebruiker om een taaltaak gerichter en efficiënter uit te voeren. Het gebruik van strategieën kan onbewust of bewust plaatsvinden. Een lezer die een woord in de tekst niet begrijpt kan doorlezen in de verwachting dat het woord niet zo heel belangrijk is of kan proberen of hij de betekenis ervan uit de context kan opmaken. Vaak zijn niet ervaren taalgebruikers zich niet bewust van de strategieën die ze gebruiken en stellen ze zich niet de vraag of de strategieën die ze gebruiken wel effectief zijn. En dit is wat kinderen in het taalonderwijs moeten leren. Door te reflecteren op hun taalgebruik verwerven kinderen inzicht in hoe ze het uitvoeren van taaltaken aanpakken en worden ze zich bewust van de strategieën die ze kunnen inzetten om tot een goed resultaat te komen. Het bewustzijn van het eigen strategiegebruik wordt wel metacognitief bewustzijn genoemd.

Een taalgebruiker met een ontwikkeld metacognitief bewustzijn is in staat om zijn eigen taalleerproces te sturen en te reguleren. De lezer van het spoorboekje die heeft ontdekt dat hij bij het lezen van het spoorboekje gebruik moet maken van de strategie ‘zoekend lezen’ en dit een volgende keer ook toepast, heeft controle over het uitvoeren van de leestaak. Deze zelfcontrole is essentieel voor taalontwikkeling en dat is de reden dat er in dit kerndoel nog eens apart aandacht aan wordt besteed.