Kunstzinnige oriëntatie - kerndoel 54 - taal en spel - Toelichting en verantwoording


kunstzinnige oriëntatie: taal en spel


Taal en spel (drama)

Bij het onderdeel taal en spel van dit kerndoel gaat het erom dat kinderen de expressie mogelijkheden van stem, taal, houding, beweging en mimiek leren kennen en toepassen. In spel (drama) verbeelden de kinderen gevoelens, ideeën, gebeurtenissen en personages. Zij leren door middel van spel met anderen te communiceren. De kinderen krijgen inzicht in de opbouw van een rol en een verhaal, het gebruik van decor en kleding en de overdracht naar een publiek. Zij maken kennis met professioneel theater en de manier waarop een voorstelling tot stand komt en gebruiken deze kennis bij hun eigen theatervoorstellingen.

Drama-activiteiten vinden vrijwel altijd plaats in groepsverband. Kinderen werken samen en leren op elkaar in te spelen. Kinderen leren ook relaties te leggen tussen de verbeelde werkelijkheid van het spel en de dagelijkse werkelijkheid. Via dramatisch spel ervaren, analyseren en interpreteren ze deze werkelijkheid en leren ze bewuster omgaan met hun eigen gedrag en dat van anderen.

Bij drama komen de volgende spelvormen aan bod:

  • spelvormen vanuit taal: klankspelen, dialoogspelen, associatiespelen en voordrachtspelen;
  • spelvormen vanuit beweging: pantomime en tableau;
  • spelvormen vanuit dramatisch spel: afspreekspelen, inspringspelen, improvisatiespelen, toneelspel en spelen met materiaal; taal en beweging komen in deze categorie samen.


De leerlijn volgt een concentrische opbouw. Dit houdt in dat de onderwerpen, spelelementen en spelvormen die in een voorgaande bouw aanbod zijn gekomen terugkomen in de volgende bouw, maar dan op een hoger niveau.

Bronnen:

  • Gijsel, T. & Smit, N. (2004). Moet Je Doen Drama. Amsterdam: SLO/Meulenhoff-Educatief
  • Ouwens, L. (eindauteur). (2007). Moet Je Doen Kunst en Cultuur. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff
  • De Nooij, H. (2004). Kijk op spel, drama voor de pabo. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff
  • Heijdanus - de Boer, E. & van der Jagt, T. (2004). Drama in de hoofdrol, praktijkboek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho

Toelichting: Teacher in role

Vergelijkbaar met vertelpantomime, maar in plaats van een verteller speelt de leraar een rol waarmee zij het spel kan sturen. Zij stelt daartoe vragen. Rolwisseling van de leraar kan bijvoorbeeld als volgt: Als de leraar een hoedje op heeft is hij/zij rolfiguur, met het hoedje af petje af weer weer juf of meester.

Toelichting: Spel-elementen

Er zijn vijf spel-elementen. Je vindt ze door de volgende vijf vragen te stellen (de vijf w's):

  • Wie doet iets?
  • Wat doet het personage?
  • Wanneer gebeurt het?
  • Waar speelt het zich af?
  • Waarom doet dat personage het?

Een beginnend speler verbeeldt zich onbewust enkele van die elementen. Uiteindelijk gaat hij zich bewust met alle spelelementen bezig houden en bereikt de fase van de bewuste vormgeving. Het kind wordt zich er ook steeds meer van bewust dat hij voor anderen speelt. Hij leert de vijf spelelementen zo vorm te geven dat toeschouwers begrijpen wat hij bedoelt. Uit zijn spel maken zij op wie hij is, wat hij doet, waar en wanneer het gebeurt en waarom hij het onderneemt.

Toelichting: Rollenspel

Kinderen spelen op basis van een gegeven rolbeschrijving bijvoorbeeld een gevaarlijke zeerover, een slimme dief.

Toelichting: (Vertel)pantomime

Pantomime

De kinderen beelden zonder woorden gevoelens, handelingen en situaties uit.

Vertelpantomime

Tijdens een vertelling door de leraar beelden de kinderen de bijbehorende handelingen, gevoelens en situaties uit. Alle kinderen spelen tegelijkertijd, individueel of in tweetallen.

Toelichting: Tableau vivant

Kinderen tonen in een stilstaand beeld de essentie van een situatie.

Toelichting: Spel met materialen

Materialen als kleding, attributen en decor zijn uitgangspunt of belangrijk hulpmiddel bij spel. Met een kroon kan een kind zich echt koning voelen.

Toelichting: Associatiespel

Rond een gegeven woord of attribuut laten de kinderen hun fantasie de vrije loop. Het ene woord kan het andere uitlokken: een wandelstok kan een bezem of strijkstok worden. Er zijn geen beperkende regels.

Toelichting: Klankspel

Spelletjes waarbij kinderen bijvoorbeeld (dieren)geluiden nabootsen, spelen met harde en zachte geluiden, praten in fantasietaal, rijmwoorden bedenken.

Toelichting: Zintuigspelletjes

Allerlei concentratie- en reactiespelletjes om de visuele en auditieve waarneming te trainen.

Toelichting: Toneelspel

In dit spel werken kinderen aan een presentatie voor publiek (groeps- of schoolgenootjes), bijvoorbeeld bij een weeksluiting of afscheid van groep 8.

Toelichting: Spiegelspel

Spel waarbij kinderen elkaars bewegingen gelijktijdig en spiegelbeeldig volgen en nadoen.

Toelichting: Dialoogspel

Dit spel draait om het tweegesprek: een interview, een telefoongesprek of een ontmoeting tussen twee mensen.

Toelichting: Improvisatiespel

Kinderen spelen op basis van een gegeven onderwerp en rolverdeling, maar het verloop van het spel staat van tevoren niet vast.

Toelichting: Afspreekspel

De kinderen maken van tevoren afspraken over rolverdeling en spelverloop, bijvoorbeeld aan de hand van uitgedeelde kaartjes.

Toelichting: Inspringspel

Een nieuwe speler doet op onverwachte momenten zijn intrede in het spel en oefent invloed uit op het spelverloop.

Toelichting: Voordracht

De kinderen brengen een vaststaande tekst tot leven met intonatie, gebaren, houdingen, mimiek.