Friese taal - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 21 - Groep 5 en 6 - Doorkijkje


De leerlingen leren eenvoudige teksten in het Fries te schrijven over alledaagse onderwerpen met het doel met anderen over die onderwerpen te communiceren.


Groep 5 en 6


Doorkijkjes

Mei Pier op aventoer

Jorrit uit groep 6 zit op de website van de Fryske Digilessen, Mei Pier op aventoer. Pier vliegt in zijn vliegende schotel langs de planeten. Jorrit kan zelf kiezen naar welke planeet hij met Pier wil. Hij kiest de planeet Rym (Rijm) uit en klikt op brekkersechjes (tongbrekers). 'Blikstiender, dy blikskaterse bolbjirken bakker bakt bikkelharde broadsjes', hoort Jorrit. Hij beluistert het nog een keer en probeert het na te zeggen. Er is ook een opdracht om zelf een tongbreker te maken. Hij krijgt er een paar tips bij. Zo begint hij met 'Seis slachters...' (zes slagers...).

Bron: Oosterloo, A. en Paus, H. (2005). Fries aan bod. Leerplan Fries voor het Primair Onderwijs. Enschede: SLO.

Een routebeschrijving maken

Vóór het schrijven

In onderstaand voorbeeld zien we hoe kinderen uit groep 6 van meneer Jos zich oriënteren op een opdracht tot het schrijven van routebeschrijvingen.

Meneer Jos combineert spelen (een korte improvisatie in de vorm van een rollenspel) en praten als voorbereiding op het schrijven. De gespreksvorm waarin hij de activiteit plaatst, heeft de kenmerken van een kringgesprek: de kinderen zitten in een kring, ze brengen hun kennis en ervaringen over routebeschrijvingen in, maar ook van een klassengesprek: het gesprek wordt sterk gestructureerd door inbreng van Jos die de kinderen vraagt een rollenspel te spelen en vervolgens met gerichte vragen het gesprek in de richting van 'herkenningspunten voor je publiek' stuurt.
Voorafgaand aan deze schrijfopdracht hebben de kinderen in de aardrijkskundeperiode ook plattegronden van de directe omgeving van de school getekend. De taalactiviteiten vertonen duidelijke samenhang met de lesinhouden bij andere vakken.

Fanny: "Goedemorgen meneer. mag ik u wat vragen?
Elmar: "Ja."
Fanny: "Weet u misschien waar de Stadionweg is?"
Elmar: "Eh, ja. Dan moet u daar de deur door (hij wijst naar de deur van het klaslokaal, er wordt gelachen). En dan die kant op (hij wijst met zijn vinger een richting aan) en dan daar de deur door en dan moet je de trap af en dan moet je helemaal naar beneden en dan kom je bij een hele grote deur en daar moet je uit en dan kom je bij het Hygieaplein en dan moet je de straat op en dan, ehm (hij denkt even na). Ja, dan moet je een stukje (hij wijst weer met zijn vinger een route aan), dan zie je daar een stukje straat en dan moet je zo (wijst weer een kant uit) en dan moet je die kant op (wijst weer). Dan kom je bij een heel groot Citroëngebouw."
Fanny: "We zijn er al lang volgens mij."
Elmar: "En dat is dan de Stadionweg."
Fanny: "Al eerder was de Stadionweg, hoor."
Meneer Jos: "En stel je nu eens voor dat je een mevrouw bent en je hebt de weg gevraagd, hè, aan hem. (Fanny stemt daarmee in). En stel je voor dat je nog nooit in deze stad geweest bent. Wat doe je dan nu op dit moment? (Het blijft even stil, ze denkt na. De rest van de kinderen denkt mee en opeens roept één van hen: "Dank je wel").
Jos: "Ja, maak het toneelstuk maar af."

(...)

Meneer Jos: "Als je nou die mevrouw was, wist je dan de weg nu?"
Fanny: "Niet echt (moet lachen)."
Jos: "Ga maar zitten. Ik dank jullie wel, want jullie zijn in het diepe gesprongen en dat hebben jullie goed gedaan. Nu heb ik een vraag aan alle kinderen in de klas. Wie weet er nog iets wat Elmar zei? Iets wat hij zei over de wegwijzing."
(Hij kijkt de kring rond, kinderen steken hun vingers op. Er worden verschillende stukjes tekst teruggehaald. De trap wordt genoemd; het stukje zo en zo wordt met dezelfde armgebaren weergegeven. Tenslotte noemt Anna waar Jos al op hoopte).
Anna: "Nou als je beneden bent dan kom je bij een hele grote deur en daar moet je doorheen."
Jos: "Goed. Onthoud hem. Ja."
Lannee: "Ik weet nog dat hij zei: De grote deur en Hygieaplein."
Jos: "Wat waren nou aanwijzingen waarvan je denkt: "Oh, maar die kan ik makkelijk onthouden?" (een stilte volgt)
Davey: "Hier de deur uit, omdat je die nu voor je ziet."
Jos: "Heel goed. Merel."
Merel: "Als je de trap afgaat dan kom je een grote deur tegen en dan ben je, als je die door gaat ,dan ben je bij het Hygieaplein."
Jos: "Waarom kan je die makkelijk onthouden?"
Job: "Omdat je het voor je kunt zien. Je loopt hier elke dag zo, dus je kunt het voor je zien."
Jos: "Heel goed. Elmar?"
Elmar: "Omdat het groot is en dan is dat makkelijk te herkennen."
Jos: "Dat is makkelijk te herkennen."
(De kinderen mogen even oefenen. Een kringronde lang noemt iedereen een herkenningspunt op. In die ronde vallen ook enkele straatnamen).

Meneer Jos: "Nou vraag ik jullie precies hetzelfde te doen, maar dan voor iemand die de weg niet kent. Dus dan kan je niet zeggen: 'Hygieaplein'. Maar je moet net doen alsof iemand hier voor het eerst is en je wilt iets vertellen over hoe je de school inkomt en je zegt dan iets waardoor iemand die hier nog nooit geweest is het meteen kan herkennen. (Hij gaat het rondje langs)
Jos: "Heb jij ook een herkenningspunt dat je zou kunnen vertellen?"
(De kinderen noemen allerlei herkenningspunten)

De kinderen krijgen de opdracht een routebeschrijving voor een onbekende te schrijven. Ze kunnen kiezen of ze de routebeschrijving bij de slager laten beginnen, of bij de bushalte. Meneer Jos schrijft twee aandachtspunten op het bord:

  • Heb ik herkenningspunten opgeschreven?
  • Snapt een onbekende wat ik bedoel?

Tekstbespreking

In het volgende voorbeeld verkent meneer Jos met de kinderen een kenmerk (het taalgebruik) van een informatieve tekstsoort: de routebeschrijving. Hiermee zijn ze waarschijnlijk minder vertrouwd dan met sprookjes en verhalen.

De kinderen hebben inmiddels hun routebeschrijvingen gemaakt. Vandaag gaan ze die bespreken. Maar eerst wil meneer Jos de kinderen leren dat er verschillende tekstsoorten zijn en dat iedere tekstsoort eigen kenmerken heeft. Zo kan hij de rest van de week ook bij het leesonderwijs aandacht besteden aan het verschil tussen verhalend en beschrijvend taalgebruik. Hij realiseert zich terwijl hij bezig is, dat ze het niet alleen over tekststructuren hebben, maar dat ze ook taal aan het beschouwen zijn.

Meneer Jos: "Toen jullie gisteren gingen schrijven, toen wisten jullie wel waarover je ging schrijven."
Kinderen: "Ja" (door elkaar).
Jos: "Wacht even, we moeten niet tegelijk praten, want dan verstaan we elkaar niet."
Job: "Als je dingen moet bedenken voor een verhaal, dat is heel anders. Het is een groot verschil als je een verhaal gaat verzinnen of als je een routebeschrijving gaat schrijven. Als je een verhaal gaat verzinnen, nou, hoe zeg je dat nou, dan moet je het (de inhoud) bedenken en als je een routebeschrijving maakt, dan weet je eigenlijk wat je wilt schrijven. Je moet alleen even bedenken hoe je het opschrijft."
Davey: "Ja, bij een verhaal moet je ook nog bedenken wat er gebeurt en zo."
Jos: "Als je een routebeschrijving maakt, gebruik je andere taal. Dat hebben jullie net zelf uitgevonden. Kun je nu iets zeggen over wat voor taal je gebruikt?"
Mira: "En-dantaal."
Jos: "En-dantaal, ja." (schrijft dit op het bord)
Fanny: "En ehm, ja, ehm, ja, eigenlijk allemaal dezelfde woorden zeg maar. Allemaal woorden die komen steeds terug. Meestal is dat en dan en dan en dan."
Jos: "Dezelfde woorden. Wie weet er nog iets? Job?"
Job: "Puntsgewijs."
Jos: "Puntsgewijs. Dat is die manier van schrijven, hè. Dat je eerst het ene en dan het andere schrijft."
Elmar: "Ik weet hoe het komt dat je soms steeds en dan schrijft."
Jos: "Ja, zeg het maar."
Elmar: "Omdat je, als je iets doet, steeds weer op iets anders komt en dan schrijf je dat op."
Jos: "Ja. En als je nou een routebeschrijving loopt, dan kom je ook steeds van het een naar iets anders, dus dat komt samen."
Daniel: "Ik heb maar één keer en dan, maar ik heb ook: en dan moet je..."
Anna: "Ja, ik ook."
Jos: "Ja. Nou, dan kan ik ook nog zeggen en-dan-moet-jetaal, maar daarmee bedoelen jullie hetzelfde."
Isa: "Nee dat moet, maar en dan hoef je niet per se te doen."
Jos: "Nee, dan mag je, dan kan je ook nog en-dan-mag-jetaal zeggen en-dan-zou-je-kunnentaal en als-u-heel-erg-graag-zou-willen-dan-zou-u-kunnentaal, maar dat is allemaal hetzelfde. Deze taal is geen verhalende taal, waarmee je mooie verhalen schrijft, maar dit is beschrijvende taal."

Bron: Hoogeveen, M., Seelen, M. en Wijnbergh, A. (2002). Taal in beeld. Enschede: SLO.