Friese taal - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 21 - Groep 3 en 4 - Wat doet de leraar


De leerlingen leren eenvoudige teksten in het Fries te schrijven over alledaagse onderwerpen met het doel met anderen over die onderwerpen te communiceren.


Groep 3 en 4


Wat doet de leraar?

  • De leraar zorgt voor een stimulerende schrijfomgeving met een rijk en gevarieerd aanbod aan materialen:
    • veel voorbeelden van geschreven taal, zowel in het Nederlands als in het Fries (bv. eigen teksten van kinderen, nieuwsbord, labels);
    • schrijfhoek met diverse schrijfmaterialen, verschillende soorten papier;
    • computer.
  • Zij vertoont voorbeeldgedrag: maakt bijvoorbeeld regelmatig in het bijzijn van kinderen notities in het Fries, schrijft eigen nieuwtjes, schrijft de dagplanning op het bord, houdt een klassendagboek bij. Zij doet hierbij hardop denkend voor hoe zij een tekst schrijft. Zij doet bijvoorbeeld voor hoe zij een geschikte titel verzint, hoe zij een pakkend begin en een boeiend slot bedenkt.
  • Zij schrijft ook samen met de kinderen. De kinderen bedenken de zinnen en zij schrijft ze op het bord of op een groot vel papier, terwijl de kinderen kijken.
  • Zij schrijft zoveel mogelijk letterlijk op wat de kinderen aandragen. Fouten in de zinsconstructies verbetert zij onopvallend. Zij geeft hierbij ondersteunende suggesties als 'Zullen we dat zo zeggen? Dat klinkt nog beter.'  Wat er op het bord komt te staan, moet een goed lopend verhaal zijn met goede zinnen.
  • Zij laat ook zien dat zij zaken die bij schrijven in het Nederlands aan de orde zijn geweest toepast bij het schrijven in het Fries.
  • Zij geeft kinderen veel gelegenheid tot schrijven in het Fries, tijdens Fries als vak en ook bij andere vakken als Fries dan de voertaal is. Naast georganiseerde schrijfopdrachten, krijgen kinderen ook de ruimte voor vrij schrijven, dat wil zeggen schrijven in spontane en weinig gestuurde situaties. Kinderen schrijven bijvoorbeeld e-mails of brieven.
  • De leraar creëert betekenisvolle schrijfaanleidingen of grijpt ze aan, zoals de geboorte van een broertje of zusje; kinderen schrijven een geboortekaartje, een wenskaart of een eigen verhaal.
  • Zij begeleidt de kinderen tijdens de fase van het plannen. Zij stelt met de kinderen vast over welk onderwerp ze gaan schrijven.
  • Zij maakt de kinderen bewust van een schrijfdoel en een lezerspubliek.
  • Zij zorgt voor activiteiten waarin kinderen geprikkeld worden tot schrijven en ideeën opdoen voor hun schrijfonderwerp (praten, kijken, tekenen, lezen, luisteren, schrijven).
  • Zij begeleidt de kinderen tijdens het schrijven. Zij praat tussentijds met ze en geeft tips. Zij stelt vragen over de schrijfaanpak en probeert de kinderen op verdere ideeën te brengen over de inhoud.
  • De leraar schept ruimte voor tekstbesprekingen waarin de eerste versies van teksten besproken worden.
  • Zij geeft kinderen veel gelegenheid om hun teksten te herschrijven.
  • Zij laat de kinderen ook regelmatig met zijn tweeën een tekst schrijven.
  • Zij helpt kinderen met de juiste spelling en interpunctie.
  • Zij reflecteert met de kinderen na afloop van het schrijven op het schrijfproces en het schrijfproduct.
  • De leraar probeert de drempel om in het Fries te schrijven te verlagen door:
    • aandacht te besteden aan de mondelinge taalvaardigheid in het Fries;
    • samen met de kinderen te schrijven: kinderen bedenken de zinnen en de leraar schrijft ze op, bijvoorbeeld op het bord of op een groot vel papier, terwijl de kinderen kijken. Zij schrijft zoveel mogelijk letterlijk op wat de kinderen aandragen. Fouten in de zinsconstructies verbetert zij onopvallend. Zij geeft hierbij ondersteunende suggesties.