Engels - kerndoel 14 - Groep 5 en 6 - Wat doen de kinderen


De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal.


Groep 5 en 6


Wat doen de kinderen?

Bij CLIL

  • De kinderen bouwen hun spreekvaardigheid verder uit en worden steeds vertrouwder en competenter in het spreken van Engels.
  • De onderwerpen en vakken worden uitgebreid, afgestemd op hun belevingswereld, belangstelling en niveau.
  • Ze spreken graag en spontaan Engels.

Nb. Het is te verwachten dat de CLIL-leerlingen een natuurlijker uitspraak en betere fluency hebben dan de kinderen die met Engels starten in groep 5/6.

Bij (Vervroegd) Eibo

  • Na een periode van luisteren en de taal in zich opnemen, worden de kinderen gestimuleerd om Engels te spreken met elkaar en met de leraar.
    De onderwerpen zijn alledaags en passend bij hun belevingswereld.
    Het gaat om communicatieve contexten en situaties.
  • Ze maken een start met het voeren van korte, zeer eenvoudige gesprekjes (met elkaar).
    Ze leren bruikbare noties, vast en variabel, en ontdekken dat ze het geleerde kunnen gebruiken buiten school in een andere situatie.
  • Ze spelen spelletjes in het Engels, etc.

Voor beide scenario's geldt:

  • De uitspraak is niet noodzakelijkerwijs Brits-Engels.

Toelichting: Non-verbaal reageren

Non-verbaal reageren = op gesproken of gezongen taal reageren door iets aan te wijzen, een opdracht uit te voeren, nee te schudden, ja te knikken, etc.

Toelichting: Pre-productieve stadium en early production

Pre-productieve stadium = nog niet zelf produceren van taal maar herkennen en naspreken, meezingen.

Early production = het nazeggen van vaak herhaalde woorden; vragen beantwoorden met yes of no; het uitvoeren van eenvoudige opdrachten.

Toelichting: Profiel vakleraar Engels

De leraar Engels voldoet aan het volgende profiel:

  • Zij is vakleraar (Engels) en zo mogelijk ook groepsleraar;
  • Zij is native of near-native English Speaking Teacher (EST);
    De native speaker heeft een goede beheersing van het Nederlands op niveau B1/B2 van het ERK en kennis van het Nederlandse schoolsysteem;
    De near-native leraar beheerst het Engels op C1/B2 van het ERK.
  • Zij gebruikt de doeltaal als voertaal in de klas;
  • Zij heeft een professionele houding;
  • Zij is bekend met vakdidactiek vreemdetaalverwerving van jonge kinderen, m.n. vvto;
  • Zij is bereid tot bij- en nascholing in taalvaardigheid en vakdidactiek;
  • Zij is bereid tot samenwerking en collegiale consultatie/intervisie met collega's;
  • Zij is in staat om te differentiëren.

Toelichting: (Near-)native speaker

Native speaker/English speaking teacher (EST) = een Engelstalige leraar (Engels als moedertaal).

Near-native speaker = een leraar die het Engels zeer goed beheerst en praktisch moedertaalspreker is van het Engels.

Toelichting: TPR/Total Physical Response

TPR/Total Physical Response = het uitvoeren van opdrachten die worden gegeven (en/of voorgedaan) in de vriendelijk gebiedende wijs; bijvoorbeeld 'Stand up, toch your hair, touch your nose, sit down'.

Toelichting: Profiel groepsleraar Engels

De groepsleraar die Engels geeft, voldoet aan het volgende profiel:

  • Zij is geïnteresseerd in en gemotiveerd voor vvto;
  • Zij is bereid om bij- en na te scholen;
  • Zij is bereid en in staat om samen te werken met de Engelstalige leraar;
  • Zij is bereid tot intervisie en collegiale consultatie t.b.v. vvto;
  • Zij heeft een redelijke beheersing van het Engels (B1/B2 van het ERK).

Toelichting: Pre-productieve stadium

Pre-productieve stadium = nog niet zelf produceren van taal maar herkennen en naspreken, meezingen.

Early production = het nazeggen van vaak herhaalde woorden; vragen beantwoorden met yes of no; het uitvoeren van eenvoudige opdrachten.

Toelichting: Speech emergence

Speech emergence = beginnende spreekvaardigheid waarbij de kinderen (langere) zinnen gebruiken. Ze kunnen in een gesprek antwoorden.

Toelichting: Noties

Noties = woorden en zinnen in het Engels, bijvoorbeeld: 'Where's the mouse?'.

Vaste noties = standaardzinnen die de kinderen uit hun hoofd kunnen leren, bijvoorbeeld 'Where's the...?'.

Variabele noties = woorden of onderdelen van zinnen die kunnen variëren, bijvoorbeeld dieren: cat, dog, pig, duck.

Toelichting: Concentrisch werken

Concentrisch werken = er is niet zozeer een opbouw in moeilijkheidsgraad maar een uitbouw met woorden, zinnen en vaardigheden per thema.

Toelichting: Fluency

Fluency = beheersing van de taal; vloeiendheid waarmee men spreekt.

Toelichting: Profiel leraar Engels

De leraar die Engels geeft, voldoet aan het volgende profiel:


Bij CLIL:

  • De leraar heeft een zeer goede beheersing van het Engels;
    Zij is bij voorkeur een (near) native speaker of een non-native speaker met een zeer goede beheersing van het Engels (B2/C1 van het ERK).
  • Zij heeft kennis van en inzicht in vakdidactiek vvto/CLIL;
  • Zij heeft een professionele houding;
  • Zij is bereid tot bij-/nascholing taalvaardigheid en vakdidactiek;
  • Zij is bereid tot samenwerking en collegiale consultatie/intervisie met collega's;
  • Zij is in staat om te differentiëren.

Voor (Vervoegd) Eibo:

  • De leraar is niet noodzakelijkerwijs een native speaker maar beheerst het Engels redelijk tot goed;
    Zij beheerst het Engels minimaal op B2.
  • Zij heeft kennis van en inzicht in vakdidactiek Eibo (vierfasenmodel) vanaf groep 5 t/m groep 8;
  • Zij heeft kennis van en inzicht in Engels in de voorgaande en volgende leerjaren en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs;
  • Zij heeft een professionele houding;
  • Zij is bereid tot bij-/nascholing taalvaardigheid en vakdidactiek;
  • Zij is bereid tot samenwerking en collegiale consultatie/intervisie met collega's;
  • Zij is in staat om te differentiëren.

Toelichting: Vierfasenmodel

Vierfasenmodel = vakdidactisch model voor Engels in het basisonderwijs waar bij het leerproces via vier fasen verloopt om het rendement van de lessen te waarborgen:

  • Introductiefase: startfase van een nieuw onderwerp waarin de leerkracht voorkennis inventariseert, de leerlingen motiveert voor het nieuwe onderwerp en aangeeft wat ze straks kunnen doen.
  • Inputfase: fase waarin de leerlingen luisterfragmenten beluisteren over het onderwerp en waarin nieuwe stof wordt gepresenteerd. De input wordt verwerkt naar vorm en inhoud met behulp van richtvragen.
  • Oefenfase: fase waarin de kinderen de nieuwe gepresenteerde stof oefenen in schriftelijke en mondelinge oefeningen, oplopend van receptief naar (re-)productief en van gesloten naar minder gesloten.
  • Transferfase: fase waarin de leerlingen laten zien hoe ze het geleerde toepassen in verschillende situaties. Ze gebruiken ook voorkennis en buiten school geleerd Engels.

Deze fasen komen niet in één les maar in een lessenserie voor.

Toelichting: Fillers

Fillers = woorden die je gebruikt om tijd te winnen om na te denken of om het gesprek gaande te houden, bijvoorbeeld: well, really, ofcourse, let me see.

Toelichting: Varianten

Varianten = andere zin dan de standaardzin.

Bijvoorbeeld: 'Have you got banana icecream?' in plaats van de standaard aangeleerde zin 'Can I have a banana icecream, please?

Toelichting: Vvto

Vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) = Engels vanaf groep 1 of eerder: geen lesjes Engels maar een aantal dagelijkse activiteiten wordt in het Engels aangeboden.