Documenten
verfijn de resultaten
Zoeken in de index
Vraag leerlingen om de volgende drie dingen op één post-it te schrijven:
- Eén ding wat ze leuk vonden tijdens de les
- Twee vragen die ze nog hebben aan het einde van de les.
- Drie dingen die ze verwachten op een toets
De leerlingen plakken de post-it op de deur bij het verlaten van de klas.
Geef alle leerlingen een post-it of kaartje en stel één open vraag (of hooguit twee) over de stof die dat uur behandeld is. De vraag gaat over de stof waarvan de docent wil weten of het voldoende beheerst wordt of dat er nog meer tijd aan besteed moet worden. In stilte schrijven leerlingen het antwoord op een post-it. De post-it plakken ze op of naast de deur wanneer ze de klas verlaten.
Laat leerlingen twee tot vijf minuten voor het einde van de les, één minuut lang nadenken over wat ze geleerd hebben tijdens de les. Vervolgens gaan alle leerlingen staan.
Vraag de leerlingen aan het einde van de les één ding in te vullen wat ze makkelijk vonden (plus), één ding wat ze moeilijk vonden (minus) en één ding wat ze boeiend/interessant vonden.
Aan het begin van een les(senserie) ontvangen leerlingen een boarding pass rondom een onderwerp/thema.
Bereid zes meerkeuzevragen voor: bijvoorbeeld vier over de behandelde stof, twee over de stof die je in de volgende les(sen) gaat behandelen
Gooi een dobbelsteen of draai aan een rad (http://www.classtools.net/random-name-picker/) met daarop de woorden wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe. Selecteer een leerling met een namenkiezer (zie pagina 4). Deze leerling formuleert een vraag dat begint met het woord dat op de dobbelsteen staat. De leerling wijst een medeleerling aan die de vraag gaat beantwoorden.
Stel een vraag aan de hele klas. Laat de leerlingen eerst één minuut in stilte nadenken en vervolgens in duo's over het antwoord overleggen. Geef daarna klassikaal een willekeurige leerling met behulp van een namenkiezer (zie pagina 4) een beurt. Deze leerling beantwoordt de vraag en licht toe hoe het antwoord tot stand is gekomen.
Stel een open vraag aan één leerling (gekozen met een namenkiezer, zie pagina 4). In plaats van zelf erop te reageren, speel je de vraag door naar een willekeurige medeleerling die reactie geeft op het antwoord van de leerling (aanvulling, verbetering, bevestiging, inclusief toelichting).
Stel gesloten of korte antwoordvragen aan de hele klas, waarmee je inzicht krijgt in hoeverre de leerlingen iets hebben begrepen. Alle leerlingen beantwoorden tegelijkertijd dezelfde vraag. De docent bekijkt het resultaat en stelt op basis van het resultaat een vervolgvraag gericht op diepgang aan een leerling of leerlingen die hetzelfde antwoord hebben of wederom aan de groep als geheel.