Rekenen/wiskunde - Getallen en bewerkingen - kerndoel 30 - Toelichting en verantwoording
De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures.
Binnen het getalgebied tot 1000 maken de leerlingen zich in eerste instantie een aantal hoofdrekenstrategieën eigen, waarbij de aandacht ook uitgaat naar de mogelijkheid om tussenstappen of -antwoorden te noteren. Naarmate de getallen complexer worden en ook de grens van 1000 steeds meer overschreden wordt, voldoen deze hoofdrekenstrategieën echter niet meer. Daarom leren de leerlingen, in aanvulling op de hoofdrekenstrategieën, de procedures voor het kolomsgewijze optellen en aftrekken. Deze zijn verwant aan de splitsstrategie waar ze al vertrouwd mee zijn. In het verlengde hiervan worden voor vermenigvuldigen en delen soortgelijke kolomsgewijze procedures verworven.
De stap van het kolomsgewijze rekenen naar het cijfermatige rekenen die vervolgens voor optellen en aftrekken wordt gezet, vraagt van de leerlingen een blikwisseling. Er wordt nu niet meer van links naar rechts gewerkt (eerst de honderdtallen, dan de tientallen en tenslotte de eenheden bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken), maar van rechts naar links. Bovendien wordt niet langer met getalwaarden gewerkt (500 - 300 = 200; 300 - 400 = -100 oftewel 100 tekort; e.d.) maar met cijfers. Om deze overstap te vergemakkelijken, wordt het begrip plaatswaarde verduidelijkt, veelal met geld als ondersteunend model.
Voor het vermenigvuldigen leren de leerlingen een vergelijkbare cijferprocedure. Voor het delen daarentegen blijft het gewoonlijk bij de kolomsgewijze procedure (die van het herhaald aftrekken), waarbij de leerlingen tot verschillende graden van verkorting komen. Aldus verwerven de leerlingen een repertoire aan rekenstrategieën dat hen in staat stelt om zowel in toepassingssituaties als in meer formele wiskundige probleemsituaties op passende wijze tot een oplossing te komen.
Bij de verkenning van kommagetallen staat aanvankelijk, net als binnen het domein van de gehele getallen, begrip van getallen en gebruik van elementaire hoofdrekenstrategieën centraal. In aanvulling hierop verwerven de leerlingen de cijferprocedures voor optellen en aftrekken, waarbij wordt voortgebouwd op de kennis die de leerlingen van deze procedures binnen het gebied van de gehele getallen reeds verworven hebben. Voor het vermenigvuldigen en delen met complexere kommagetallen leren de leerlingen de rekenmachine in te zetten.