Nederlands - Schriftelijk onderwijs - kerndoel 5 - Toelichting en verantwoording


De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.


Bij dit kerndoel gaat het erom dat leerlingen:

  • zich ervan bewust worden dat je met verschillende doelen kunt schrijven en dat er (afhankelijk van het schrijfdoel) verschillende tekstsoorten zijn: verhalende, informatieve, instructieve en betogende;
  • verschillende soorten teksten schrijven;
  • bij het schrijven gebruikmaken van schrijfstrategieën (zoals: doel en publiek vaststellen, stofvinding/brainstormen, praten met anderen over de te schrijven tekst, aantekeningen maken, tekstschema maken, gedachten formuleren, jezelf vragen stellen tijdens het schrijven, reflecteren op eigen teksten, teksten reviseren en verzorgen).

Bij dit kerndoel ligt het accent op het proces van het schrijven. Leerlingen doorlopen verschillende fasen bij het schrijven: plannen, schrijven/formuleren en reviseren. Schrijven is geen lineair, maar een recursief proces: plannen, formuleren en herzien wisselen elkaar voortdurend af. De leerlingen werken met verschillende tekstversies en leren hun teksten verbeteren. In de planningsfase stellen ze het onderwerp, het schrijfdoel en het lezerspubliek vast en ontwikkelen ze een bepaald idee over de te schrijven tekst. Tijdens de fase van het schrijven formuleren ze hun gedachten en breiden ze die uit. Bij het reviseren lezen ze hun tekst kritisch, bespreken ze de tekst met anderen en herschrijven ze de tekst. Door te reflecteren op eigen teksten en het schrijfproces, worden leerlingen zich bewust van hun schrijfstrategieën en leren ze die steeds beter beheersen.